Het glimmende monument voor de ‘anoniem gestorven, vergeten slachtoffers’ heeft de vorm van de waterplas in de modder zoals Escher die ooit graveerde, waarin de bomen eromheen weerspiegeld worden. Het is net als de andere beeldhouwwerken op het enorme terrein van de psychiatrische kliniek een bescheiden teken van beschaving, van een parallelle wereld van betekenisgeving die hier overheerst wordt door de heide, het omringende bos en een zwaarbeladen stilte. Van de geschiedenis, schokkende geschiedenis – een historie van wanen ook, laag na laag over elkaar heen. Duizenden.
Het terrein loopt de komende jaren leeg. Gebouwen worden gesloopt, er zijn er die op instorten staan en met linten en waarschuwingsborden zijn afgezet, als ‘gevaarlijke zone’ gemarkeerd. Elders wonen of werken tijdelijk kunstenaars die nu de ruimte en het licht krijgen die ooit bedoeld waren voor de geesteszieken.
We vroegen ons af waarom we er eigenlijk naar toe waren gegaan. Terwijl in stemhokjes duizenden mensen kozen voor partijen die welbeschouwd tegen hun eigen belang in handelen op de lange termijn, in groten getale democratisch kozen voor zelfdestructie, stapten wij tijdens onze suburban exploring deze parallelle wereld binnen, waar de waan van de dag goeddeels afwezig was. Misschien was dat de reden. Geïsoleerd, afgekeerd, al dan niet bewust, middenin de natuur, onzichtbaar gemaakt voor en door de buitenwereld zelfs – door een doelbewuste aangelegde bocht in de weg ernaartoe.
In die afgebakende enclave fotografeerde ik de plattegrond met paviljoens als ruimteschepen, bruine minecraft modellen van de werkelijkheid; groene vlekken op de boomstammen die eruitzagen als het begin van nieuw leven maar net zo goed het begin van het einde van de bomen konden betekenen; regenpijpen die het water uit de goten allang niet meer fatsoenlijk konden afvoeren en omgeven waren door een schaduw van groene aanslag.
Normaal gesproken klimmen we over hekken en door ramen naar binnen, bezoeken we dergelijke terreinen alleen als ze helemaal leeg staan, en is er alle ruimte voor projectie. Hier waren er echter nog wel degelijk patiënten; we kwamen ze hier en daar in kleine groepjes of duo’s tegen. De meeste paviljoens mogen er dan levenloos uitzien, sommige zijn nog in gebruik en hier en daar voor ieders veiligheid afgesloten met hekken en prikkeldraad. Ik ervoer ons bezoek dan ook enigszins als impertinent. We waren indringers, slopen als een mogelijke bedreiging rondom de huizen, loerend naar iets waaraan onze aandacht zou blijven haken. We konden doen of we er niet waren, maar we bestonden wel degelijk.
Ik schreef al eerder over de overweldigende volheid die, als antwoord op angst voor de leegte, in de waanzin te vinden is. Ik ben daar niet naar op zoek. Sterker nog: ik ben er misschien wel bang voor, voor de eindeloosheid, de bodemloosheid, de ongeneeslijkheid ervan. Juist omdat ik me kan verplaatsen in de waan, juist omdat ze me fascineert, is de angst voor de omdraaiing, de vrees dat ik, eenmaal verplaatst in die mentaliteit, die niet niet meer kan ervaren, ik niet meer terugkom in wat nu mijn dagelijkse realiteit is, misschien wat mij de vrees voor dit parallelle universum inboezemt.
Af en toe keek ik omhoog. Soms scheen fel de zon, dan werd het weer donker en viel er een miezerig buitje. De hele middag vergezelden ons als libellen twee zweefvliegtuigen, doodstil tegen de bewolkte lucht.