Polaroid van de dag
Gedeelde eenzaamheid
Mijn moeder bewaart de boekenbijlage van haar krant voor mij. Als ik haar bezoek, geeft ze me die en kan ik precies natellen hoeveel weken ik niet bij haar langs ben geweest.
Soms zit er nog een knipsel bij waarvan ze vermoedt dat ik het interessant vind. De laatste keer betrof het een artikel over gedichten die op de muren van Zutphen en Warnsveld zijn aangebracht en waarlangs een wandelroute loopt. Daar is een boek over verschenen: Muurpoëzie in Zutphen en Warnsveld. In haar bibberige handschrift op het knipsel, verwees mijn moeder nadrukkelijk naar het gedicht van Ida Gerhardt dat zij zelf heel mooi vond:
Onvervreemdbaar
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.
Zij waren het van kinds af aan.
Nu zij in haar tachtiger jaren is beland en minder vaak naar buiten gaat, is het lezen voor mijn moeder belangrijker dan ooit. Maar ze is bang dat ze steeds slechter gaat zien en minder lang of uiteindelijk steeds minder goed zal kunnen lezen. Die vrees deel ik en houdt ook mijn leeszucht in stand. Sterker nog: die versterkt mijn verslaving zelfs. Wat ik ook met haar deel, is de eenzaamheid van de lezer – van kinds af aan.
Uitgelezen 105
‘En hoe is dat gegaan deze eeuw, hoe greep het om zich heen en hoe goed paste het niet bij het basisinkomen, je zou bijna gaan denken dat het onderdeel is van dezelfde beweging, en waarom ook niet… ja waarom ook niet, een gecoördineerde actie, een operatie voor de lange adem, zeker, kijk eens hoe het allemaal is voorbereid, hoe het allemaal samengaat, het steekt te goed in elkaar om toeval te zijn, toen eenmaal iedereen aan mindfulness deed kwamen die Japanse opruimgoeroes met hun boeken en hun video’s over hoe je dingen moest weggooien en voor je het weet zit de hele middenklasse te mediteren in lege kamers… En toen kreeg je ook nog die actie van hoe heet het Nederland leest, toen iedereen gratis het Natuurdagboek van Nescio kreeg, ook dat paste er helemaal in, ze waren niet aan te slepen en overal tentoonstellingen van de Haagse School en andere landschapsschilders, opeens moesten we kijken in plaats van handelen, opeens trok iedereen er met het dagboek van Nescio in de hand en de landschapsschilders op het netvlies met de fiets op uit om in de weilanden naar de lichtval op een bruggetje te kijken of hoe het zonlicht weerkaatste op het haantje van een dorpskerk in de verte… Contemplatie, geen bezit, hoe goed paste dat niet bij het basisinkomen, het is gewoon allemaal voorbereid, niemand voelde zich meer geroepen om erbij te gaan werken en dat was precies de bedoeling want juist voor de middenklasse verdwenen de banen het snelst, o Boeddha o Nescio, over vijfhonderd jaar zullen jullie in het Westen een en dezelfde persoon zijn, hoe goed is het allemaal niet verzonnen en geregeld, en door wie, misschien is het een langdurig voorbereid complot van de moslims om ons te verzwakken en over te nemen, effectiever dan bommen en met vrachtwagens over mensen heen rijden, we leggen niemand meer een strobreed in de weg, we stappen van onze al dan niet elektrische fiets af om naar strootjes op de weg te kijken en hoe mooi die bij het roze asfalt van het fietspad kleuren (…)’
[Rob van Essen, De goede zoon, p.191-192.]
Gevaarlijk spel
Wat gisteren nog oogde als het begin van een nieuwe roman, ziet er vandaag ontnuchterend anders uit. De brief die mij na 55 jaar bereikte en voor nogal wat raadsels stelde, blijkt te zijn opgestuurd door een goede vriendin, bij wijze van ‘Groeten uit Catania’. Een soort prank, een practical joke – en ik tuinde er volledig in. Sterker nog: ik was zelfs verontwaardigd. En, toegegeven: dat zegt meer over mij dan over haar.
Je zou je erover kunnen verbazen dat persoonlijke documenten zoals brieven en foto’s in een winkeltje belanden, waar fantasierijke toeristen ze kunnen kopen en kunnen opsturen aan argeloze vrienden. Maar de ervaring leert dat als erfenissen zelf weer erfenis van erfgenamen worden, en daarna wellicht nog eens, de sentimentele waarde afneemt en uiteindelijk verdampt.
Toch was ik verontwaardigd dat deze brief zonder enige toelichting naar mij was doorgestuurd. Ik mag dan een grote fantasie hebben, verbanden leggen en hineininterpretieren zijn onderdelen van mijn schrijfwerk. Waarom zou je dat willen provoceren? Dat is wat ik doe, dit is wie ik ben. Goed, ik kan me nu de moeite van het afreizen naar Ravello en Palermo besparen; ik kan het blijven denken over dit verhaal nu stopzetten.
Ik had sowieso nogal wat te doen. Dat onderbreken, daarmee lachen is een gevaarlijk spel – en ik kan slecht tegen mijn verlies.
Vakantiepost
Soms krijg je het verhaal voor een nieuwe roman gewoon opgestuurd. Tussen mijn vakantiepost vond ik vandaag een brief, eigenlijk gericht aan de Palermitaanse schrijver van een boek over ‘numismatica’, een geschiedenis van, in dit geval Siciliaanse, munten. Maar hij gaat over iets heel anders en werd gepost in… 1964. In juli 2019 werd de brief afgestempeld in Catania en doorgestuurd naar mij, zonder enige toelichting van de, niet bekende, afzender. Hij is 55 jaar onderweg geweest maar… waarom naar mij?