‘The crisis. Not a hugely original one – part developmental, part existential, largely silly. I didn’t even take it very seriously when I was in it. Its genealogy can be traced back at least as far as the start of the fourteenth century and Dante’s Divine Comedy: ‘In the middle of our life’s path / I found myself in a dark forest’. In the footsteps of a million men and women before me, I was trundling along, deep into my forties, when, like Dante – though lacking the emollient of either Christian faith or personal genius – I found myself plunged into that dark forest. (…)
I had read somewhere about a distinction between sitting writers and walking writers and it was so obvious which was supposed to be better that I decided to become one. Even though I wasn’t writing anything, just walking. Pretending that I was a walking writer went some way to quelling my panic. I felt good about feeling bad as I trudged along, as if I were inhabiting the part more fully.
It was a short step from this pretence, barely a step at all, to telling my wife and then my friends and the distant acquaintances at parties and then even complete strangers that I was engaged in research for a book, a work of non-fiction, about the very trees I was hiding in, or at least about the other people who had hidden in them first. Having begun this fiction, though, I was forced to inhabit it, so that the difference between faking writing a book about the forest and actually writing a book about the forest became, almost instantly, very small. (…)
Gradually I convinced myself that, contrary to what I knew, this was a serious undertaking. I convinced myself, moreover, that this undertaking could, in and of itself, somehow save me.’
[Will Ashon, Strange Labyrint, p. 9-12.]
Polaroid van de dag
Halve zolen
Herfst
Meteorologen kondigen het al op 1 september aan, maar volgens de kalender is de eerste dag van het seizoen 21 september. Wat mij betreft begint de herfst pas na de laatste uitzending van het BBC programma Gardener’s World.
Iedere vrijdagavond om negen uur zit ik klaar om mij, bij wijze van geleide meditatie, in ontspanning te laten brengen door dit programma over tuinieren in Engeland. Stemmige, opgewekte reportages over het aanleggen, zaaien, planten, onderhouden, snoeien en herbeplanten met bomen, struiken, bloemen en planten, groente en fruit vormen samen al meer dan 50 jaar het onderwerp van dit TV programma. We zien niet alleen veel majestueuze tuinen van Britse landgoederen maar tegenwoordig ook kleine achter- en voortuinen in dorpen en steden, en natuurlijk volkstuintjes. Er zijn reportages over verzamelaars en kwekers met bijzondere planten en bloemen en regelmatig gaan presentatoren langs bij tuinprojecten die een sociale functie hebben in een wijk of zich richten op de heilzame werking van tuinieren voor mensen met psychische aandoeningen en andere chronische ziektes.
In zijn vijftigjarige geschiedenis heeft het programma al verschillende gezichten gehad, maar sinds een jaar of tien, vijftien, is tuinman Monty Don de belangrijkste presentator. Zijn landgoed Longmeadow is het startpunt van alle uitzendingen. Daar geeft hij op kalme, geruststellende toon uitleg bij allerlei seizoensgebonden klussen en daaromheen praat hij associatief de andere items aan elkaar, op de voet gevolgd door zijn trouwe labradors die vaak gapend en slapend in beeld worden genomen. Aan het einde van de uitzending geeft Monty de kijkers huiswerk op: de zogenaamde ‘jobs for the weekend’.
Ik heb zelf niet echt groene vingers en voor de namen van bloemen, bomen en planten een slecht ontwikkeld geheugen. Alle instructies aangaande wanneer en waar te planten, snoeien, bewateren en stekken bekijk ik met aandacht maar kan ik een uur later al niet meer reproduceren. En hoewel ik er onderuitgezakt naar zit te kijken, en mij nooit direct aangesproken voel om in het weekend aan de slag te gaan in de tuin, verwacht ik uiteindelijk iets van dit programma op te steken – ondanks de extreem ontspannende, sussende kwaliteit ervan. Mijn hoop is daarbij gevestigd op de herhaling die in de onderwerpen besloten ligt. Want omdat ik ondertussen al jaren naar de uitzendingen van Gardener’s World kijk, zie ik regelmatig een item voorbijkomen dat, zij het in een variant, al eens eerder voorbijgekomen is. Herhaling is natuurlijk een gegeven voor een programma over tuinieren, net als voor de wisseling van de seizoenen zelf.
Na wekenlang allerlei snoeiwerkzaamheden te hebben bepleit en toegelicht, inclusief de ‘deadheading’ van uitgebloeide bloemen, is het voor Monty Don op Longmeadow tijd geworden voor het schoonmaken van het glas van de kas, het schrobben van de leeggemaakte terra cotta potten en het binnenzetten van de planten die geen vorst verdragen.
De spiegel
Tentoonstelling: Andrei Tarkovsky, The Exhibition. Eye, Amsterdam.
Anagrammatica
De teksten op andere muziek gezet. Of andersom. Hertaald in het Nederlands. Gezongen, of beter: gespeeld en gezingzegd door een acteur. Trout Mask Replica? Nee: Pork Treat Musical. Met muziek van de witte blueszanger die eigenlijk vooral schilder was en zelf zijn wortels al in de lucht gestoken en de muziek binnenstebuiten gekeerd had: Captain Beefheart. Maar dan in de uitvoering door het Rosa Ensemble en Hans Dagelet. We waren getuige van de muziek als anagram, ons muziekorgaan – waar het ook moge zitten – werd intens gekieteld. En de duct tape op het gezicht van de kapitein? Die bleek besmettelijk.
Dozen
In de maandenlange aanloop naar mijn verhuizing ben ik aan het opruimen. Er is nog nauwelijks iets van te zien, want in mijn huis staan alle kamers, kasten, planken, hoeken en nissen vol en in de kasten bevinden zich heel veel spullen en papieren die ik al jaren niet bekeken heb. Ik moet ze uitzoeken, selecteren wat weggegooid, weggegeven of verkocht kan worden. En natuurlijk: besluiten wat behouden moet blijven na de verplaatsing.
Onderdeel van dit geheel is ook het ordenen van mijn literaire archief, dat na dertig jaar schrijverschap een flinke omvang heeft bereikt. Nadat ik aantekeningen heb gemaakt in diverse boekjes, rondom schrijfprojecten zich in jaren boeken en mappen met prints, knipsels en afbeeldingen opstapelen, eindigen deze projecten uiteindelijk allemaal in dozen. Verhuisdozen, schoenendozen en tegenwoordig grijze, uitvouwbare dozen van IKEA. Daar zit dus alles in. Als zo’n boek af is, ligt de definitieve versie van het manuscript bovenop. Is het project voortijdig gestaakt dan liggen er alleen de mappen en fragmenten in.
Wat het nut van dit bewaren is, vraag ik me nog maar niet af. Wanneer een boek af is, zouden alle plannen en intenties er niet meer toe moeten doen – behalve voor degenen die zich in het ontstaan en de groei van die ideeën willen verdiepen. In theorie zou ik alles weg kunnen gooien maar op een vreemde manier ben ik zelf ook gehecht aan die bronnen, niet ingeslagen zijwegen en geschrapte passages.
Toen ik afgelopen zondag naar het literatuurmuseum in Den Haag was, zag ik een video waarin schrijver Alma Mathijsen daar door de archieven liep, en ineens bekroop me de sensatie dat ik thuis aan het voorsorteren was op mijn plankje in dat pakhuis. Het in dozen stoppen van mijn werk had me al een ambtelijk gevoel bezorgd; alsof je na gedane arbeid je dossier eenvoudig wegstopt naast de andere in een bureaucratische kluis. Om nooit meer naar te kijken, na jarenlange intensieve arbeid. Alsof de doos het eindpunt was. Maar nu ik de dozen van het literatuurmuseum zag, bekroop me nog nadrukkelijker de sensatie van zinloosheid. Want hoe geruststellend en eervol het velen ook lijkt om hun werk daar de laatste rustplaats te geven, als het daar terechtkomt, wordt het overgepakt in de uniforme dozen van het museum. Allemaal hetzelfde van kleur en formaat. Het museum, inderdaad, als oorlogsbegraafplaats.
Je kunt er zelfs bij leven al manuscripten en portretten kwijt, zo blijkt uit de video. Alma bladert er door de eerste handgeschreven bladzijden van Joe Speedboot. Had Tommy Wieringa, ook tijdens een verhuizing, besloten vast wat dozen vooruit te sturen naar Den Haag? Wanneer heb je daar het recht eigenlijk toe? Ik heb thuis ook een mooi portretschilderij hangen van mezelf, zou ik dat dan al kunnen opsturen? Misschien moet ik me eerder afvragen of ik daar wel heen wil met mijn eigen dozen en waarom. Mezelf eens uitnodigen bij B., die daar tegenwoordig werkt, en om uitleg vragen. Of zou dat net zoiets zijn als praten met een begrafenisondernemer, terwijl je nog middenin het leven staat?