Na een flinke dosis Wallace & Gromit op tv kan ook een schijnbaar onschuldig plakje kaas plotseling schrik aanjagen.
Polaroid van de dag
Dweilen
Na dagen van inspirerende vriendschap en poezie is het noodzakelijkerwijs tijd voor het prozaische. Lekkage in mijn badkamer. Omdat ik in een huurappartement woon, heb ik daar personeel voor, dat ook nog rap ter plaatse kan zijn. Zo rap, dat ik de afgelopen twee dagen diverse keren van mijn werk naar huis ben gefietst – en weer terug. Waardoor de sleur van die dagelijkse tocht naar de universiteit er, zo aan het einde van het jaar, extra stevig inhakte. Ik nam alle vier de routes die me in dezelfde 14 minuten brengen waar ik zijn moet. Het hielp niet. En ook het commentaar van de rioleringsreiniger en de woningbouwopzichter vrolijkten me niet op. Het leek verdacht veel op een huisartsencliche: ‘Kijkt u het nog even aan.’
Dat wordt dweilen met de kerst.
Ritmestoornis
We zaten bij het raam en keken naar buiten, terwijl het langzaam donker werd. De lantaarns op het lege plein zetten de kastanjebomen in zacht spooklicht. De lampen boven de tafels weerspiegelden in de ramen. Het licht van buiten en dat van binnen vormden samen een klein sterrenstelsel. Niet daar en niet hier, alleen in het raam. Wij praatten ondertussen over de anderen, die er niet bij waren. We waren met z’n tweeën, maar toch met vier. Iedere zoveel minuten kwamen door een deur naast onze tafel plotseling nieuwe gasten het café binnen, met in hun kielzog een koude windvlaag. Iedere keer schrokken we op; het was alsof ons gezelschap verlaat was, en ineens zou komen aanschuiven. Zaterdagmiddag, onrustige harten.
Warmbloedig
Vrijdagmiddagborrel met de creatieve industrie
De heren naast mij bedenken een nieuw apparaat, dat al bijna bestaat. De kinderen aan de andere kant scrabbelen en leggen woorden die ze zelf ook nog niet eerder hoorden.
De tafel van nul
We zaten met z’n tienen op onze knieën, onze ogen gesloten. Het enige geluid dat nog doordrong in het zaaltje was dat van warm water dat door lange buizen zijn weg zocht naar de radiator. Ik maakte een vergelijkbare, denkbeeldige reis door de bloedbanen van mijn lichaam, totdat ik overal aanwezig was – niet alleen in de holte van mijn rechterknie of in de onderste wervels van mijn rug. Pijn hoefde niet langer het belangrijkste levensteken te zijn. We hoorden niets meer; geen borrelende darmen, geen knakkende gewrichten, geen zuchtje onrust. Het was leger en stiller dan het ooit bij mij thuis zou kunnen zijn. Toen we onze ogen weer openden, begreep ik wat sinds mijn zevende als een schijnbaar betekenisloos raadsel had onthouden: tien keer nul is nul.