Polaroid van de dag
De dans van het schrijven
Hoofdschuddend hoorde ik zondagochtend aan de telefoon het verhaal over een tante aan, die al haar tafeltjes, alle zetels van de bank en al haar eettafelstoelen (op één na) bedekt met kranten, reclamefolders, kleren en bakjes vol gebruikte theezakjes. Zelfs op het aanrecht in haar keuken is geen plaats meer voor vuile theekopjes. Sinds ze alleen leeft, gooit ze werkelijk niets meer weg. Ik zag geen overeenkomsten. Een uurtje later las ik een interview met Hans Aarsman, waarin hij over het idee spreekt dat afstand van iets doen makkelijker gaat als je eerst een foto maakt van het object dat uit je leven verdwijnt. Even later spreekt hij op een vergelijkbare manier over objecten waar je naar verlangt. De foto volstaat vaak, was zijn stelling. Opnieuw dacht ik: dat herken ik niet.
Maar soms is er meer tijd nodig voor een inzicht. Zo ontdekte ik zaterdag dat ik hier de hele vorige week eigenlijk over de dood geschreven heb. Vandaag wilde ik een lijstje gaan uitschrijven van alle ideetjes die ik voor deze blog heb gehad, maar niet heb uitgewerkt. En toen zag ik ineens de overeenkomst: de overtuiging dat je met het bewaren of vastleggen, het leven vasthoudt, en met weggooien of loslaten alles zou loslaten, wat de dood zou betekenen. Toch geloof ik dat het schrijven voor mij vastleggen en loslaten tegelijk is – afwisselend, maar op zijn best verwikkeld in een dans van hoger evenwicht, en dat ik daardoor kan blijven leven.
Nietigheid
Ik zou naar Tilburg gaan vandaag, of toch naar Arnhem, maar stapte uiteindelijk in de trein naar Haarlem. In De Hallen ging ik kunst kijken en eigenlijk kon ik na het bezoeken van de eerste zaal al weer naar huis. Daar werden drie video’s van Guido van der Werve vertoond. Zijn muzikale schaak- en landschapsfilm Nummer twaalf legde mij volkomen het zwijgen op. Van der Werve betoonde zich een estheticus met clichévragen naar de schijnbare oneindigheid van de dingen: die van de combinaties van zetten in het schaakspel; van noten in de muziek; en van het tellen van de sterren aan de hemel. Toch gaf deze droogkloot eerste klas op zijn eigen vragen wel hele mooie antwoorden, met melancholieke muziek en indrukwekkende beelden van landschappen waarin de mens de mens een mier is. We kennen eindeloze reeksen mogelijkheden, alle even waardevol als nietig. Toch zal ik dat rare mannetje dat zich aan de voeten van gestorven bomen op de helling van Mount St. Helens een weg naar boven worstelt en godsgruwelijk eenzaam en alleen, van alle leven verstoken achterblijft bij zijn huisje op de San Andreas breuklijn, niet licht vergeten.
Ik dronk een troostcappuchino op een winderig terras aan de overkant en wandelde voor de vorm nog wat door de uitgestorven binnenstad, maar Haarlem kon me vanmiddag verder gestolen worden. De leeggestroomde geest was weer nieuw leven ingeblazen, zij het met een besef van nietigheid. Ook mijn bescheiden onderneming van vandaag was voorbij.
Het einde, het begin
De ogen sluiten
Moest ik vandaag binnen werken, gisteren genoot ik van de lente alsof hij al begonnen was. Ik lunchte in Amsterdam met E., terwijl we onze levens van de afgelopen tien jaar in vogelvlucht doornamen. We kwamen zo uit bij de creatieve industrie waarin hij tegenwoordig werkzaam is, en waar ik op termijn dichter op wil aansluiten. Het was een aangenaam prikkelend gesprek, met fijn stof tot nadenken. Daarom wandelde ik met opengesperde ogen dwars door de hoofdstad, verder, onder het station door, verder, en nam de pont naar het NDSM werfterrein. Ik stond als een boom geworteld op het dek en deinde als deel van dit ijzeren lichaam mee op de kalme golven van de rivier. Even op reis, tien minuten maar, maar toch. Eenmaal aan de overkant dwaalde ik langs verlaten kranen en dokken, uitgerangeerde treinstellen en klinische nieuwe creatieve industrie, en maakte wat foto’s, beeldde me een ander leven in. Uiteindelijk streek ik neer aan een tafeltje met het IJ aan mijn voeten, en uitzicht op een onderzeeër. Rechts het snijtandscherpe profiel van de havens, waar volop wolken werden gefabriceerd. De dag was nog niet voorbij en, zo zou later blijken, ook zeker niet compleet, maar ik was even klaar. In alle rust sloot ik dan eindelijk mijn ogen en verdween achter een glimlach die voor iedereen bedoeld kon zijn.
Stikstof
Het is woensdag. Nee, zult u zeggen; het is donderdag. Mijn blogbesef kent echter een zekere vertraging, dus: het is woensdag. Na twee dagen van hard werken en sportieve inspanningen, bevinden tai chi-vriend J. en ik ons tegenover elkaar aan het schaakbord. Terwijl we ons ondanks onze vermoeide lichamen proberen te concentreren op het benodigde denkwerk voor onze zetten, leiden we elkaar af met verhalen. J. vertelt van zijn duikvakantie in Egypte, waar hij onder andere dook bij het wrak van de Thistlegorm, dat in WO II getorpedeerd was: een schip vol tanks, vrachtwagens, motoren en zelfs een stoomlocomotief:
Omdat ik een groot liefhebber ben van leegstaande fabrieken, in onbruik geraakte machines en andere vormen van verval, lijkt me dit wrak zo ongeveer het paradijs op de zeebodem. Tegelijkertijd word het me koud om het hart bij de gedachte dat ik, om daar te geraken, tot 35 meter in zee zou moeten afdalen. Dat nooit. J. vertelt over de bijwerkingen die sommige ongetrainde duikers kunnen ervaren op dergelijke diepten. Door de toegenomen druk en vooral de grote hoeveelheid stikstof in hun bloed, kunnen ze ongecontroleerde buitelingen en grappen gaan uithalen. Dergelijke capriolen kunnen op die diepte grote gevolgen hebben. Wanneer je een val maakt en naar 50, 60, 80 meter daalt, kan je zomaar wegzakken naar 700, 800 meter, een kilometer en… nooit meer terug. Ik zie het mezelf meteen doen: een spontane salto vanwege de ogenschijnlijke opheffing van de zwaartekracht en hop!
Gelukkig hervind ik even later mijn geestelijke rust weer – en win het potje. Door een samenloop van omstandigheden zullen we maar zeggen.