Polaroid van de dag
Uit de leeszaal (31)
’26 januari
Doornroosje,
Ik ben vandaag toch niet verdergegaan. Mijn benen deden te veel pijn.
Ik dacht: laat ik maar weer eens gaan nadenken over liefde en dood.
Ik ging onder een boom zitten en dacht daar enkele uren over na.
Het is niet koud vandaag.
Ik dacht: ik heb haar niets te zeggen, helemaal niets…
Ik stelde me voor dat ik je wakker kus en dat jij overeind gaat zitten en zegt: ‘En?’
Ik weet niets te bedenken.
Ik neem je mee naar mijn koninkrijk. Af en toe kus ik je en elke keer opnieuw vraag je me: ‘En?’
Ik weet nooit iets te zeggen.
Wat wil je horen? Dat je lief bent? Dat ik van je houd?
Maar ik weet niet of je lief bent en of ik van je houd.
Dat de zon schijnt, de lijsters zingen, de hars geurt, de appels in grote hoeveelheden worden aangevoerd en van uitzonderlijke kwaliteit zijn dit jaar, de rivieren naar het zuiden stromen, de wind verkoeling verschaft en je haar ruikt naar iets wat ik niet kan thuisbrengen, geen seringen, geen jasmijn?
Dat allemaal kan ik niet zeggen.
Weet wel wie je wakker kust: de beroemde prins met de mond vol tanden. Onder ogen komen: in niets ben ik zo slecht als dat.
Brieven schrijven kan ik, antwoorden schuldig blijven, en onderweg zijn. Onderweg zijn, dát kan ik goed.
P.’
[Toon Tellegen, Brieven aan Doornroosje, p. 30.]
En waar ben ik?
Waar zou ze nu zijn?
De fotograaf, ondertussen
Het was aangekondigd als een lezing, maar het was meer een hoogwaardige dia-avond, voor een zaal met fotografen. Hij las ook niks. Wij ook niet; het was meekijken, kijken en daarna, buiten, anders om ons heen kijken. Foto’s van Hans Wilschut uit Lagos, Dubai, Shanghai, Istanbul, Rotterdam en nog veel meer, met commentaar van de maker. Industrie in keihard kunstlicht, havens en bouwplaatsen, snelwegen en het uitzicht uit hotelkamers. Structuren, patronen, lijnen. Gebouwen die na kraken townships zijn geworden, gebouwen als bewoonde rotsen, gebouwen die van een pijnlijk verleden getuigen, of van een waardeloze toekomst, gebouwen die spiegelend wegvallen in wat voor en achter ze staat – gebouwen, hoe dan ook, die spreken.
Terwijl we naar zijn werk keken, en luisterden naar zijn droogkomische verhalen over eindeloos wachten op vergunningen en bureaucratische toestanden, over fixers en assistenten, over benarde posities op daken en snelwegen en het gehannes met zijn technische camera (wel honderd keer genoemd), dacht ik aan de andere foto’s die hij ondertussen nog maakt. Hij liet het werk zien dat hij tentoonstelde en verkocht en zei: ‘ik ga nooit ergens heen zonder reden’. Maar hij maakt ook foto’s van de mensen die hij ondertussen ontmoet, van de ruimtes waar hij toevallig terecht komt, van details onderweg. Daarvan zie je ook wat terug op de blog die hij bijhoudt. En die heeft precies de verteltoon waarmee wij ons gisteren twee uur hebben vermaakt. Ook fijn, ondertussen.
Naar huis schrijven
Aan het einde van de dag, als er geen bezoek meer is, als de telefoons en mailprogramma’s zwijgen, als ik geen letter meer kan lezen, als de kinderen van mijn bovenburen niet meer rennen en lachen maar slapen, als de televisies, het vuurwerk en de muziek stil blijven, zie ik mezelf weer terug. Dan sta ik stil bij wat ik, geloof ik, nog steeds het liefste wil: ergens anders zijn – om van daar weer terug naar hier te kunnen schrijven. Over wat ik gezien heb en gehoord; om te vertellen en daarmee te begrijpen wat ik heb meegemaakt; om te delen wat ik voel, en waar ik naar verlang, of naar wie. Het liefste van alles wil ik naar huis schrijven.