Polaroid van de dag
Uit de leeszaal (48)
‘Het bedienende broodmeisje zag hij tot in de meest morbide details voor zich verschijnen, alsof ze een afbeelding was geworden in een anatomisch handboek. Hij kon dwars door haar heen kijken, zag haar slokdarm zacht bewegen, donkergrijs, de celdelingen van de huid onder haar oksel maakte hij mee als een bruisend geluid van geboorte. Hij zag bacteriën op haar lippen, die als haastige dieren heen en weer marcheerden, zag de route die een doorgeslikte speekselbrok aflegde, langs de keelspieren, de huig als een afgeronde toren tegen de keelwand (…) zag de witte en pluizige katoenklonten waaruit haar schort gemaakt was nog wiegen in de trillende lucht van een veld in Arkansas in Amerika, kende het merk van de machine die de pluizen tot draden had verwerkt, Machinery Darlington Estate since 1889, eerste begroting uit 1912, hoofdaandeel Mrs Wendicott 1424 dollar. (…) in een flits zag hij de aarde van heel dichtbij en veraf, hij herkende het sterrenbeeld waartoe het meisje behoorde (…) hij was voor een paar seconden de hand van de schooljongen die haar rug aanraakte toen ze nog een meisje was. (…) Hij kende alle wiskundige formules die haar een lichaam hadden gegeven, hij zag ze voor zich in een buiteling van kleurige cijfer- en lettertekens.
Hij had zijn bril afgezet in de hoop aan dit alles te kunnen ontsnappen, om niet in weerzin te hoeven ondergaan, want dat was wat hij vreesde (…). Even had hij de hoop gekoesterd de beelden te kunnen sturen, daarna was alles in beweging gekomen, en warm geworden, hij zag de gerstkorrels in de broden terugkeren, hij zag er gezichten op, ze lachten naar hem en wuifden.’
[Kees ’t Hart, De keizer en de astroloog, p. 78-79].
Schaakblind
Gisteravond had ik bezoek van de man die niet wil scheiden wat God samengevoegd heeft – al zou hij het zelf nooit zo zeggen. We spraken daarover, maar ook over films vol regen over het zompige Hongaarse platteland; over de vooruitziende blik in het werk van Hanna Arendt dat hij aan het lezen was; en over de blinde vlek die sommigen in hun denken hebben voor de pathologica van hun geloof.
We spraken ook over schaken. Hij beschreef zijn goede resultaat in de clubcompetitie van het afgelopen jaar, waarin hij, ondanks alles, relatief hoog geëindigd was. Hij dankte dat, naar zijn stellige overtuiging, vooral aan zijn tactiek met zwart. Een tactiek die ‘tegen zijn natuur’ inging.
Het kwam erop neer dat hij zeer defensief speelde, vooral wachtte op de onrust en de aanvallen van zijn tegenstander met wit. Op de wijze van een Oosterse gevechtskunst maakte hij daar dan gebruik van en bundelde al zijn aanwezige kracht en mogelijkheden in plotselinge uitvallen. Hij besefte wel dat zijn speelwijze grote risico’s inhield en dat hij, op de momenten dat hij de aanval keerde, langs een afgrond wankelde, maar tot nu toe was zijn aanpak succesvol geweest.
Ik vertelde over S., die nu schaken leert, en over de tactiek die J. haar had bijgebracht. ‘Alles zo ver mogelijk naar voren schuiven’ was zijn motto – en het leek me kenmerkend voor zijn manier van communiceren in het algemeen. Het was, op een ingewikkelde manier, ook vergelijkbaar met die van de man die op bezoek was .
Vanochtend vroeg ik me af hoe ik zelf eigenlijk schaak. Ik ben van nature een ongeduldige schaker, en als er echt ‘geschaakt’ wordt, bekruipt me langzaam maar onvermijdelijk de onrust. Ineens heb ik er genoeg van en ga stukken slaan om ruimte te maken, met een kamikazetechniek die maar ten dele weloverwogen is. Daarna bezie ik het slagveld en de kansen die ik nog over heb. Aan die tactiek is niet veel veranderd met de tijd. Ik heb alleen wat meer geduld gekregen, waardoor het slagveld tegenwoordig wat minder groot is en ik uiteindelijk betere kansen over heb.
Wonderlijk eigenlijk, dat we niet alleen spelen, maar ook weten hoe we spelen. En toch maar hoogstzelden zien dat we ook in het schaken wel degelijk onszelf zijn.
En er was licht
De feiten
Magnolia
Niet alle bomen worden met een reden geplant. Toegegeven, als ze onderdeel zijn van een bos in aanbouw of van een tuin onder constructie, dan kun je dat ook een reden noemen. Maar gisteren zag ik een boom van betekenis geplant worden, één enkele boom, een magnolia, en ik hoorde de planters hun redenen daarvoor geven. Deze boom was geen doel op zichzelf, en hij werd neergezet in de linkerbovenhoek van een gazon als een biljartlaken, in een verborgen hartkamer van de stad.
De magnolia werd geplant ter nagedachtenis aan M., die erop uit had kunnen kijken vanachter haar bureau, als ze nog bij ons was geweest. Ze vloog laag over, aldus de kleine F., maar alleen zij kon dat zien. De genodigden mochten ideeën, dromen, verlangens en wensen op kaartjes schrijven en in de boom hangen. Daardoor werd het die middag een boom vol dromen, en werd het verdriet en de schaduw van de ontijdige dood weer wat verder verdreven – totdat de muziek werd aangezet. De boom zal ieder jaar kort maar uitbundig bloeien in haar lievelingskleur.
Zoals de ceremoniemeester van dienst al zei: over vele jaren zullen mensen zich misschien afvragen waarom deze boom juist op die plek was neergezet. Zo gaan die dingen. Redenen, als ze er al zijn, verdwijnen uit het zicht, met de tijd. Wat rest zijn de feiten – en postume reconstructies, speculaties en interpretaties daarvan, verschillend vanuit ieder ander perspectief.
Het planten van de magnolia had een reden, maar je zou ook kunnen spreken van een samenloop van omstandigheden, of van het lot. Laat het dat zijn: ik was getuige van het lot.