‘Zo was het dus om niet mezelf te zijn. Dit was wie Pip was. Want, vergis je niet, ik hield de hele tijd mijn pruik op. Ik geloofde dat hij dit alles mogelijk maakte, en ik denk dat ik daar gelijk in had. De pruik en het feit dat ik niet huilde, zelfs terwijl ik verschrikkelijk graag wilde huilen en haar zeggen hoe ellendig ik me had gevoeld, haar wilde knijpen en haar laten zweren dat ze me nooit meer zou verlaten. Ik wilde dat ze me zou smeken om met mijn werk te stoppen en dan zou ik ermee stoppen. (…) Iedereen weet dat een mens blijft leven wanneer je haar geheel met verf bestrijkt zolang je maar niet haar voetzolen mee schildert. Er is niets meer dan iets kleins als dit voor nodig om iemand te doden. Ik had de pruik bijna dertig uur zonder onderbreking op, en terwijl ik stripte, kroelde en kreunde begon ik me verhit te voelen, oververhit. Tegen de middag liep het zweet langs mijn gezicht, maar de mannen bleven gewoon komen, het was een dag met een ongelofelijke omzet. (…) Pip legde me meteen in bed en leende zelfs een thermometer van haar collega boven. Maar ze stelde niet voor dat ik dat ik mijn pruik af zou doen, en in mijn koorts begreep ik wat dit betekende. (…) Ik deed hem niet meer op ’s ochtends, en Pip vroeg niet hoe ik me voelde; ze kon zien dat ik beter was. Ze bood niet aan me naar mijn werk te brengen, en we wisten allebei dat ze er niet zou zijn om me op te pikken.’
[Miranda July, ‘Iets dat niets nodig heeft’, in: Niemand hoort hier meer dan jij, p. 102-105.]
Polaroid van de dag
Natuurlijk
4.34 uur
Vannacht om 4.34 uur werden wij slechts bijgelicht door het koude, blauwe licht van de display van een draagbare cd-speler, en we luisterden naar Exorbitans. Of beter gezegd: naar een opname van het moeilijk grijpbare, maar intrigerende, lichtelijk vertraagde, taalwellustig lispelende stemgeluid van dichter Han van der Vegt. Deze nacht leek bij uitstek het moment te zijn om naar dit lange vers te luisteren: we waren wakker geworden en konden ook niet verder slapen, al was het nog veel te vroeg om op te staan. Ik was zelf bovendien gehuld in de koortsjas van een griep.
Onze situatie sloot wonderwel aan bij deze avontuurlijke reis door het heelal en de taal; Exorbitans is een verhaal, dat voortgedreven wordt door een absurde, maar ogenschijnlijk consequente logica. Ons werd, met gedetailleerd beschreven omtrekkende bewegingen, een zeer aannemelijk klinkende, volkomen fictieve wereld voorgeschoteld. Alleen de syntaxis vertoonde enige overeenkomst met de werkelijkheid zoals wij die kennen. Al luisterend raakten wij ieder gevoel voor tijd en plaats kwijt, maar de bezwerende woorden lieten ons bepaald niet onverschillig. Sterker nog: we hielden na een kwartier op met luisteren teneinde ons evenwicht niet te verliezen – ook al lagen wij nog altijd roerloos naast elkaar te luisteren in het halfduister.
Eenmaal weer omringd door nuchter daglicht, stelde ik vast dat Han van der Vegt voor mij op eenzame hoogte staat als dichter, omdat hij altijd het juiste woord lijkt te vinden, ook als hij het zelf moet verzinnen, en van taal een volkomen eigen wereld bouwt, als leven voor een andere planeet, die evengoed de onze zou kunnen zijn. En dan die stem, die ons vannacht even gevangen hield… Hij mag eruit zien als een goedgeklede opticien of een deskundige deeltjesversneller, als hij voordraagt klinkt het alsof een welbespraakt kelderspook zich tot ons richt, en vriendelijk maar precies als een chirurg de woorden uit het amorfe vlees van de Nederlandse taal snijdt. Hij sleept je mee de volkomen voor de hand liggende onbegrijpelijkheid in. Puur realisme, om 4.34 uur in ieder geval. Waarom is Han van der Vegt niet wereldberoemd in heel Nederland? Ik zou het u niet kunnen zeggen.
Laten bezinken
‘Je moet je indrukken laten bezinken,’ zei ze, in al haar wijsheid, en met gevoel voor mijn piepende en krakende gestel.
Ik vroeg me af of je dat doelbewust, actief handelend, zelf kunt doen, ‘laten bezinken’. Vandaag heb ik er in ieder geval de tijd voor, en de futloosheid om iets anders te ondernemen.
Ik kijk uit het raam, zie kinderen die blij zijn dat ze vanmiddag vrij zijn, en wacht alert op het bezinken. Is het al begonnen? Zo nu en dan zie ik een fragment van mijn belevenissen van de afgelopen tijd, voel ik wat ik eerder voelde deels opnieuw. Maar die flarden mogen eigenlijk geen naam hebben. Over mijn ervaringen nadenken doe ik eigenlijk ook nauwelijks. Ik lijk, kortom, weinig invloed op het bezinken te hebben.
Ik wacht dus maar en sta – als een fles waarin de droesem of het gist langzaam naar de bodem daalt. Niet gaan liggen, niet schudden, en straks: voorzichtig uitschenken. Alert blijven misschien, maar de zwaartekracht niet dwarszitten nu. De stukjes laten dwarrelen en dalen, met de verstrijkende tijd. Staan en laten gaan, de werkzame stoffen hun eigen werk laten doen. Laten – om over te houden wat van gewicht is.
3 in 1
Meer dan het weer
Na het midden van de week volgde het midden van het land. Zo ongeveer. Vandaag was ik in De Bilt, en bezocht de bibliotheek van het KNMI, voor research waarover ik hier niet verder uit zal wijden. Alle officiële benamingen en functies ten spijt, in mijn kinderlijke voorstelling van zaken was het KNMI toch zoiets als de plek waar het weer wordt gemaakt, zoals de horlogereparateur waar ik iedere dag langsliep in Berlijn de tijd fabriceerde. Ik verheugde me er buitengewoon op, en had even het gevoel dat ik een magische plek betrad.
Twintig jaar geleden liep ik met hetzelfde gevoel bij het KNMI door de achterdeur binnen, omdat ik namens de firma Hokatex de handdoekrollen en ‘schoonlopers’ (deurmatten) kwam verversen. Nu was ik een officiële bezoeker, en net op tijd binnen voordat er een hevige regenbui losbarstte, waar de receptioniste en ik ademloos naar keken. Ik deed mijn uiterste best niets over het weer te zeggen, ook al mag het belang van het weer niet onderschat worden.
Natuurlijk was de bibliotheek overladen met zeer exacte, wetenschappelijke literatuur over de meteorologie en de meest uiteenlopende verschijnselen en omstandigheden in de atmosfeer. Maar het ware genoegen ervoer ik toch vooral op de momenten waarop een auteur zijn poëtisch talent de vrije loop liet in zinnen als: ‘Weather is what we experience’, ‘We are air conditioned’ of, filosofischer nog: ‘ We have trouble with space. In Western thought, space is empty and has to be occupied with matter. Time is empty and must be filled with activity.’
Soms was er een meteoroloog die, of al niet bewust, de verbeeldingskracht lieten spreken in de titel van een boek:
Bij vertrek werd ik, op de kleine, artistieke rotonde voor de deur, gepasseerd door een bestelwagen van de firma Initial/Hokatex. Alsof ik op exact hetzelfde punt was teruggekeerd, na talloze bewegingen door hoge en lage druk. Ik kon opnieuw beginnen.