Op zoek naar een spoor van de verdwenen winkelpassage, landde ik vanuit mijn bovenkamer in Parijs – voor de deur van de Hema. De voormalige Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam is daar een bijzonderheid, vertegenwoordiger van een soort Scandinavische eenvoud die de onze schijnt te zijn – je gelooft het pas als je hem daar binnenloopt. Maar dat mogen wij Hollanders op dit moment niet, en met Streetview blijft het perspectief ook beperkt tot het zicht vanaf de weg.
We hadden deze zomer in Parijs op een straathoek, of eigenlijk: een verdwenen straathoek aan de Rue Jasmin gestaan, in het zestiende district. Daar was een bouwplaats, precies op de plek waar ik een huis zocht. Dat pand bleek al jaren eerder gesloopt te zijn. Naspeuringen op Streetview wezen uit dat er al minstens tien jaar een lege vlakte was geweest, tot een jaar geleden. Van die plek, van het ijzeren hek met de groene platen erlangs kun je de staat door de jaren heen bestuderen door te schuiven met de tijdlijn, want vrijwel ieder jaar was de Google-auto er gepasseerd.
Van de winkelpassage in de buurt van de Hema kon ik in geen enkele gevel meer iets terugvinden, dus reed ik een willekeurige straat in, sloeg een hoek om, ging verder en verder door Parijs. Totdat ik ineens nauwelijks mensen meer zag. Ik was gewend dat de seizoenen soms veranderden; dat het grijzer werd, slechter weer en voorbijgangers ineens geen korte broeken en lichte jurken maar winterjassen droegen. Maar deze stilte op straat was opmerkelijk. Was het zondag geweest? Vakantie? De dag van de aanslagen misschien? Onderaan het scherm zag ik ‘maart 2020’ staan – Parijs in lockdown. Dus bestudeerde ik de enkele figuur die nog wel op het trottoir liep wat beter en reed langzaam verder, tot er weer meer mensen opdoken. Opnieuw ging mijn blik naar de datum, alsof ik op de snelheidsmeter in een dashboard keek, en bleek dat ik ineens een jaar terug in de tijd was gegaan.
Hier ontvouwde zich de spirituele dimensie van de pelgrimage, van de utamakura. In de beweging door de stilstaande stad, in het loslaten van de eenheid van tijd en plaats, opende zich een wormgat – waardoor we er aan een andere kant uit konden komen. Met gesmolten horloges.
Polaroid van de dag
In Nederland: Midlaren
Mijmeren
Het is geen piekeren, geen peinzen maar zeker ook niet niks doen. Soms lijkt het op denken – denken, niet nadenken. Je ziet iets in waar je, dan nog gedachteloos, naar staart. Je observeert ineens, bestudeert de buren in hun tuin, voorbijgangers op straat, het verkeer, een poes op een schutting, een handeling, een dagelijks ritueel. Een enkele keer kijk je nergens in het bijzonder naar, of overvalt je een herinnering. Vaker is het louter ontspanning, bijna alleen nog kijken en luisteren, alsof je lichtelijk beneveld bent en bepaalde hersengebieden uitgeschakeld zijn.
Ik mijmer steeds vaker. Net als mijn vader: vanaf een balkon, vanuit een stoel, aan de waterlijn, zijn handen in zijn zij. Ben ik klaar voor de geraniums? Voor een stoel met een kussen op het balkon van zo’n wit hotelschip op een eiland in de Middellandse zee? Nee, geef mij maar een stad, een kruispunt met auto’s, fietsers, voetgangers en honden in alle richtingen. Een terras, onder de gaanderij langs een plein. Of een zwijgzame wandeling. Uitzicht voor inzicht. Soms duikt er een zin op die een dichtregel zou kunnen zijn of een beknopte filosofie maar net zo goed een eenvoudige observatie van wat ik in mijn omgeving zie: ‘het is een goed jaar voor de zwaluwen’.
Antiquarisch
Verhalen van niks
Over fijne muziek, geestverruimende concerten en je innerlijk gejuich daarbij spreken, dat is zoiets als een droom navertellen. Een verhaal van niks.
Waarover gaan de liedjes? En waarover gaan ze als de muzikanten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt? In het geval van NITS is het een mix van reisimpressies, anekdotes, over typisch Nederlandse fenomenen, over vroeger, vergankelijkheid en kunst. Met NITS in je oor kom je het inspirerende werk van anderen op het spoor. ‘Keeping the dead alive’ zong Henk Hofstede een paar weken geleden in Koninklijk theater Carré het refrein van ‘Dead rat ball’, nadat hij de schilder James Ensor, de soulzanger Marvin Gay, (de nog altijd levende) muzikant Arno Hintjens, garnalenkroketten en witte wijn in Oostende in één zin bij elkaar had gebracht. Als je dan de Koninklijke galerijen voor je ziet, en die kroketten in gedachten kunt proeven, wil je ook die schilderijen van Ensor weer zien.
Hoe klinken de liedjes? De kleine verhalen krijgen kamers, huizen, tuinen, een schip… kathedralen soms om zich heen. De percussie en de elektronische muziek vertalen de klanken uit de werkelijkheid of de surrealistische montage in de gedachtewereld van de verteller naar geluid, eerder dan naar noten. En dat geldt niet alleen voor een nummer over beeldhouwer Henry Moore. Het ontruimen van zijn uit beton opgetrokken ouderlijk huis was voor Hofstede aanleiding om op het podium te goochelen met abstracties van een huis, dat te gebruiken als een slaginstrument en ondertussen iets te vertellen over Rachel Whitehead. Deze Britse kunstenares liet een huis dat gesloopt zou worden, kamer voor kamer volgieten met beton en verwijderde daarna de muren, de trappen en het dak. Wat overbleef was de imitatie van een huis. Of beter gezegd: de inhoud.
Na de dood van zijn moeder trok Hofstede de vijftig jaar oude vloerbedekking van de betonnen keukenvloer die er ooit door zijn vader in gegoten was, en trof er een ingekapselde lucifer aan, als een ‘modern fossiel’. ‘Oú va le temps? / Une petite alumette dans le béton’ luidt vervolgens de gehele tekst van het nummer daarover, ‘Une petite alumette’.
Een verhaal van niks – maar toch.
In het geweldige boekje Met NITS op reis van Henk Hofstede en Pierre De Decker zegt de zanger: ‘Door dat gespeel overal in de wereld kom ik bij toeval terecht op plekken die nooit zou prikken als vakantie. Dan ga ik lopen door de straten. Het gevoel dat je ’s avonds speelt, maakt dat je niet alleen toerist bent. Op dat moment maak je deel uit van die stad. En soms schrijf ik daar achteraf een liedje over. Het is zelden een compleet verhaal, meer een in mekaar haken van beelden, ingevingen en herinneringen.’
Verhalen van niks – maar toch.
Soms is het typisch Nederlandse nostalgie naar de jaren vijftig, zestig, zeventig. Hoe je je voelt als kind in de huiskamer van je opa en oma, waar de familie kaart, rookt en jenevers drinkt aan tafel, Rudi Carrell op televisie is en je oma ondertussen gele sokken breit (‘Yellow Socks’). In het drumgeluid herkennen we de tegen elkaar tikkende breinaalden.
En soms resulteren de anekdotes, impressies en kleine verhalen in de geluidenwereld van NITS wat mij betreft in het summum van spruitjeslucht – en dat bedoel ik positief, ik houd van spruitjes. Je zou zelfs kunnen spreken van een soort ‘poldermythologie’ die aansluit op het universele karakter van een boek als De uitvreter. Het is niet voor niets dat ze een nummer over Nescio hebben gemaakt.
In the Dutch Mountains – de titel van die plaat spreekt voor zich – is wat dat betreft een droom van een album. Net als de plaat Henk/Kilo met nummers als ‘Nescio’, ‘Home before dark’ en het door fietsenbellen begeleidde ‘Bike in Head’ raken ze daarmee de verborgen muzikale nationalist in mij, het effect dat André Hazes misschien op anderen heeft. In Carré kreeg ik de spreekwoordelijke brok in de keel toen ze de avond afsloten met ‘Port of Amsterdam’: ‘We wave our hands and say goodbye. Goodbye.’
Het blijft een verhaal van niks – maar toch.
Wil je NITS gaan zien? Vanavond spelen ze in Zürich.
80
‘Il ne me reste pas assez de temps pour écrire toutes ces lettres que j’eusse voulu écrire.’
Walter Benjamin, 15 juli 1892 – 26 september 1940.