Polaroid van de dag
Hedendaags reisadvies
Vandaag verschenen, vanmiddag gepresenteerd in het huis van de schrijver: de dichtbundel Hedendaags reisadvies van Peter Drehmanns (De Contrabas, 2011). Er waren gehaktballen van Joep, er was soep van Maan, en vier dichters die van Peter het verzoek hadden gekregen een gedicht te schrijven met dezelfde titel als de bundel, droegen voor. Hedendaags reisadvies… het was een prachtige opdracht.
Na de rituele overhandiging van het eerste exemplaar konden de genodigden vervolgens verder drinken, en eten en praten – over paardrijden in Roemenië, het (natuurlijk!) op uiterlijk selecteren van acteurs voor de toneelschool, het verband tussen schoonheid en intelligentie, de angst voor kinderen, het tellen van woorden tijdens het schrijven, de vergetelheid voor Harry Mulisch en de noodzaak van het hebben van een idee. Zij zijn daar op dit moment vermoedelijk nog steeds mee bezig. Ik liep bij wijze van uitzondering eens wat eerder terug naar huis, met een hoofd vol om elkaar heen zoemende woorden, en met een lijf dat eerder op de dag al door mijn lijfarts tot vermoeienis was gekneed. Op weg naar rust. Vanaf nu.
Het licht zien
Het baant zich tussen de boomtakken door een weg de tuin binnen, zorgt dat het ‘s nachts gevallen regenwater als een wolkende mist van de bladeren verdampt, en het glijdt over tafel naar binnen. Het is zichtbaar in raadselachtige witte vlakjes op de boeken en de muren, in de weerspiegeling van luxaflex als een stapel knikkers en repen. Het verblindt, het vervreemdt en vervormt in de weerkaatsing op een pannendeksel. Het valt ook over de toetsen van de piano waaraan ik mij gedachteloos speel. Vaak gebruik ik de zwarte toetsen, vandaag kies ik als vanzelf niet voor de schaduw. Het is niet de datum, het zijn niet de hoge temperaturen; het is het kalme ritme van deze vroege ochtend, en het ongeremde enthousiasme van de vogels. En het is vooral het licht dat de zomer aankondigt.
Ook goed bezig
Andere vriend, andere bomenschilder, en blijkbaar ook goed bezig:
De bomen, het bos
Van Jans wand vol getekende bomen, kon iedereen zondag zijn eigen deelcompositie maken, zijn eigen verzameling bomen kiezen, die laten uitsnijden en aanschaffen voor het goede doel. De vorm van het bos ontstond pas in de uitsnedes die eruit werden gemaakt, in alle mogelijke variaties van bomen-deelverzamelingen en afhankelijk van wat de betreffende koper daarin zag, of waarvoor hij bereid was te betalen.
Ik kocht er veertien. Stadsbomen, ogenschijnlijk opgebouwd uit stenen, alsof ze getekend waren door een stedeling die met een hoofd barstensvol gedachten de natuur in was gelopen en bomen had gezien die bijna uit elkaar dreigden te vallen in een Mondriaanse abstractie, in hemelse ideeën of Japanse tekentaal.
Uit de leeszaal (60)
‘In western thought, space is empty and has to be occupied with matter. Time is empty and must be filled with activity. (…) We like our lives to be carpeted wall to wall. (…)
The Japanese describe empty space as kukan, which comes close to our understanding of it; but they also recognize ma, which is something very different.
There is little in any of the precise Indo-European languages, certainly not in English, to compare with ma. In that syllable is a guarantee of equal rights for the interval, an assurance that empty space and free time have their own value and integrity. Ma is an ability to see and feel space, which is perceived as an area of change, of hue and brightness. It recognizes the huge burden of meaning which is carried by small silences, and the fact that the interval calls for more, rather than less participation, simply because it is incomplete.’
[Lyall Watson, Heaven’s Breath, p. 271.]