Thuis, stilstand en mist
Mijn geest dwaalt door Europa
in de onderstroom
Polaroid van de dag
Setting
Gedurende enkele weken bevond ik mij vrijwel iedere nacht wanneer ik in bed lag en mijn ogen sloot, binnen enkele minuten in de Ardennen – op een hele specifieke, niet nader te noemen plaats. Het was de locatie, of beter gezegd: de setting van mijn volgende roman – een boek dat ik voorlopig nog lang niet ga schrijven. Andere schrijfprojecten hebben om voorrang gevraagd, dus vermoedelijk kom ik er pas over zes, zeven jaar aan toe. Dat er een idee, of zo’n beeld zich desondanks op blijft dringen, soms zelfs gedurende meerdere jaren, is mij bekend. Toch verbaasde de dagelijkse persistentie van dit visioen me wel. Ik wil niet zeggen dat het me achtervolgde, het werd ook geen nachtmerrie, maar ik begon wel te veronderstellen dat ik het verhaal van die roman een keer zal moeten uitwerken om van dit beeld verlost te worden. Of zou het om een groter geheel gaan en was het verhaal soms blijven steken in deze ene still? Ik zal nog eens goed om heen kijken. Misschien ontdek ik iets, met mijn ogen dicht.
De grens opzoeken
Het koloniale park van Parijs
Je kunt veel van het Bois de Vincennes zeggen maar niet dat het een onschuldig stadspark is. Het is groen en groot, je kunt er heerlijk wandelen over gebaande paden en op de weides liggen en er is een groot bos om doorheen te dwalen. Wij waren echter op zoek naar het deel van het park waarvoor Parijs zich schaamt en dat niet aangeduid maar toch ook niet onvindbaar is.
Het Parc de Vincennes begon in 1899 als een tropische tuin en werd in 1907 locatie voor een zogenaamde ‘koloniale tentoonstelling’ van producten en culturen uit de Franse koloniën met onder andere zes dorpen, inclusief enkele oorspronkelijke bewoners. Toeareg, mensen uit Soedan, Congo en Indochina werden er ‘tentoongesteld’. In 1931 vond er opnieuw een koloniale tentoonstelling plaats, groter nog, waarin nu alle Franse koloniën vertegenwoordigd waren en onder andere een dierentuin en een Senegalees dorp, opnieuw met inwoners, waren toegevoegd en de ‘verdiensten’ van het kolonialisme werden ‘gevierd’. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het koloniale park in verval. Sommige paviljoens werden gesloopt of verplaatst, de dierentuin verhuisde naar elders in de stad, de rest bleef achter, ten prooi aan verval.
Als je nu door de ingangspoort bent gekomen, tref je nog maar een paar kleine gebouwen aan van het koloniale park. Sommige zijn hersteld, fris opgeschilderd en bedoeld als kantoorruimte of voor zalenverhuur. Er is een klein museum gemaakt. Langs de paden zie je soms een brokstuk van verdwenen gebouwen, fonteinen en tuinen liggen, exotische beplanting uit wat ooit een ‘klein Azië’ moest voorstellen. Je vindt er nog enkele ruïnes, bijvoorbeeld van twee groentekassen en een ‘Arabische’ bazaar of soek. Daarnaast is een halfslachtige poging gedaan de schande van het park te overschrijven door van sommige ‘tempels’ herdenkingsplekken voor gevallenen in die voormalige koloniën te maken.
Net als de vernietigde begraafplaats in Berlijn gaf het koloniale park van Parijs te denken over de omgang met onwelgevallige geschiedenis. In het verval school onmiskenbaar een zekere schoonheid. Er waren bordjes met uitleg en foto’s. Je zou alles kunnen slopen, in een poging de geschiedenis uit te wissen. Maar je zou de resten misschien het beste langzaam verder laten instorten en verrotten, de ruïnes laten overwoekeren en vergaan. Hier zou leegte het antwoord niet zijn, al was het maar omdat de geschiedenis niet weggaat als je hem opruimt of herschrijft. Sterker nog: hij keert altijd weer terug.
’s Avonds is een gedeelte van het Bois de Vincennes een hoerenbuurt – in een geparkeerde karavaan van witte bestelbussen. Bekraste, gedeukte en soms met graffiti bespoten exemplaren. Vuil, maar met lampjes achter de voorruit alsof het om feestverlichting gaat. Terwijl de invallende duisternis alle kleur onttrekt aan dit naargeestige decor, bieden de prostituées zich in nauwelijks verhullende, felgekleurde lingerie aan in de dashboardverlichting. Het is dat hier zo vaak sprake is van uitbuiting en misbruik, anders had ik de krantenfoto’s van deze vrouwen in de etalage graag met jullie gedeeld – zo krachtig en tragisch tegelijk, zo ‘iconisch’ zijn die beelden van die uitgelichte sekswerkers op de voorstoelen van de bestelbussen. Met achter hen het gordijn naar de afwerkplek in het binnenste van het blik op wielen. De menselijke dierentuin is onuitroeibaar: er is altijd aanbod voor de vraag.
Uitgelezen 118
‘Ik weet niet of Clemens me heeft begrepen. Had ik hem moeten vertellen dat ik in een stad verder naar het zuiden mijn meubels naar een tweedehandswinkel heb gebracht, dat ik mijn bankrekening en alle bestaande contracten heb opgezegd, de laatste huur heb betaald, de sleutel van de verhuurster in de brievenbus heb gestopt en ben weggegaan? De wereld is groter dan je denkt, veel beweeglijker en losser dan tot nu toe aangenomen. Het liefst zou ik tegen hem zeggen dat ik heb besloten niet op één plek te blijven hangen, me niet vast te leggen, me niets aan een levensloop gelegen te laten liggen, geen deel uit te maken van één enkel verhaal, maar, als ik al iets doe, dan van veel verhalen tegelijk.
Mensen vallen uit de lucht, op wolven wordt gejaagd, kuilen storten in, de mogelijkheid bestaat dat fabrieken als deze ontploffen, dat hallen als de mijne in stukken worden gereten, dat boten zinken, dat een of ander gif grote gebieden onbewoonbaar maakt, dat hele dorpen gedwongen worden om te verhuizen, steden onder water komen te staan, eilanden zinken, grenzen worden getrokken, dat er scheuren ontstaan. Niets is zeker, de grond waarop we staan niet en niet de vliegtuigen waar we instappen, niet de andere kant van een grens.
Al die dingen zou ik graag tegen hem zeggen, maar dan denk ik weer dat ik me beter niet kan verstrikken in pogingen om iets uit te leggen, dat dit hier ook niet meer is dan een omgeving die ik ooit moet gaan verlaten.’
[Gianna Molinari, Hier is alles nog mogelijk, p.142-143.]