Omdat op een avond de kaarten volgens waarzegster in opleiding S. junior in de toekomst een blonde man voorspelden, verzon ik de volgende ochtend het verhaal van mijn toekomst met Harrie, en zijn hondje Kor. Ik zou achter in de zestig zijn, en uit de kast zijn gekomen voor de vierentwintigjarige Harrie. Harrie, de meer dan boomlange blonde die een zonnebril met lichtgeel glas erin droeg. Harrie die professioneel bowler en uitvinder van de bowlingbal met vijf gaten erin was (na wat pijnlijke ervaringen met prototypes, die zijn ranking in gevaar hadden gebracht). Harrie, ontwerper van een kleding- en schoenenlijn in de veelkleurige patchworkstijl ontleend aan de klassieke bowlingschoen. Ik zou een gepensioneerde ambtenaar zijn en voor Kor, zijn minuscule hondje, zorgen als Harrie voor wedstrijden naar het buitenland moest. Ik zou Kors lange haartjes kammen met een konijnenborsteltje als Harrie het open lucht bowlingtoernooi in de woestijn van Saoedi-Arabië speelde, op een baan die iedere tien minuten van stuifzand ontdaan moest worden en aan het einde van de week kromgetrokken was onder invloed van de zon. Alleen op deze manier kon ik mijn toekomstvoorspelling verklaren.
Polaroid van de dag
In Nederland: Eindhoven
Amateur
Conform de tijdgeest profileer ik mij, en ‘professioneel’ doe ik dat met de mij identificerende drie-eenheid ‘schrijver, redacteur, communicatieadviseur’. Als ik daarop aangesproken wordt, voel ik in eerste instantie echter een zekere terughoudendheid. Natuurlijk, ik heb jarenlange ervaring met communicatie en voorlichting, met tekstschrijven en redigeren. Ja, ik heb een uitgever voor mijn werk en schrijf ondertussen al meer dan 24 jaar. Maar: status ontleen ik er nog altijd niet aan. Status is wat mij betreft iets voor de anderen. Alleen wanneer ze mij op welke manier dan ook vragen een beroep te doen op mijn status, dan doe ik dat, om hen een plezier te doen.
Nu ik mij in de afgelopen weken weer op de herschrijfarbeid aan mijn roman heb gestort, met alle gedrevenheid maar ook met alle frustraties en onzekerheid van dien, weet ik weer precies waarom. Ik ben schrijver als ik schrijf, niet omdat ik een boek geschreven heb. Statusangst is voor mij geen raadgever. Ik houd van puzzelen en maken; ik houd ervan om onderweg te zijn. Ik houd, kortom, van het proces en ben, in de beste zin van het woord, een amateur – op zo ongeveer alle vlakken.
Uitgelezen 26
‘Omdat Coltersteen tot diep in de nacht had meegedronken, moest hij de volgende ochtend zijn geheugen pijnigen om zich nog iets van de inzichten van de fysicus te herinneren. ‘De tijd-ruimte heeft de hik’ was een van de uitspraken die hij zich herinnerde. En: ‘Natuurlijk vermengen de universa zich met elkaar in het multiversum, waarbij er automatisch een correctie plaatsvindt, die dan de oorzaak van een op zich verwaarloosbare singulariteit kan zijn, die op haar beurt vanzelf ongemerkt weer in de chaos van alles oplost.’ Coltersteen had geen flauw idee wat hij zich erbij moest voorstellen. ‘Wees gelukkig met de chaos,’ had hij nog achterop een bierviltje geschreven. Waarom wist hij niet meer. Misschien omdat het hem aan Widergaenger had doen denken. Op een servetje stond nog dat de universa telkens in een ondeelbaar moment de onderlinge verhoudingen moesten vaststellen, omdat er geen principiële onbalans kon bestaan, aangezien die tot ineenstorting van het systeem zou leiden. Of zoiets. Dergelijke correcties zouden volgens Golobka schokjes in de tijd veroorzaken, waarmee het systeem het evenwicht herstelde, tenzij – Coltersteen herinnerde zich dat de stem van de fysicus daarbij was overgeslagen – het multiversum al instabiel was geworden en de implosie van alles al aan de gang was. Dat ineenstortingsproces kon miljarden jaren duren, maar het kon zich ook in een oogwenk voltrekken. Golobka wist dat niet precies. Voordat hij totaal dronken werd, zei hij nog: ‘Het heelal is chaos, Ernst. Wees maar blij. Al die lui die naar wetmatigheden zoeken zijn fascisten.’ Dit inzicht deed Golobka’s gezicht stralen van genoegen, luidkeels begon hij Die Winterreise te zingen.’
[Allard Schröder, De dode arm, p. 459.]
An die Arbeit!
Onthouding
Zes weken zijn er verstreken sinds ik de eerste versie van mijn manuscript instuurde. Zes weken zonder het boek waaraan ik de afgelopen drie jaar gewerkt heb. Zes weken waarin ik vooral een lezer was, geen schrijver. Ik ging het zelf lezen, en nam er afstand van tot aan het gesprek met mijn redacteur. Het voelde aan als een merkwaardige vorm van onthouding, maar het had zin. Vanochtend kon mijn redacteur me dan ook zonder weerstand wijzen op de mankementen en clichés in de tekst, en op de keuzes die ik nog moet maken voordat de roman het beoogde effect sorteert. Ik begreep wat me te doen staat, en vanaf morgen kruip ik achter de herschrijftafel. Daardoor zal ik waarschijnlijk wat minder polaroids nemen, de komende maanden. Er moet namelijk gebikkeld en gebeuld gaan worden, er zullen spaanders vallen. Het is oorlog. Of, liever gezegd: vandaag kwam er een einde aan de onthouding. Ik verheug me op een lange, spannende vrijpartij.
Ik moet alleen nog bedenken waar te beginnen.