Van wijken buiten het centrum van grote steden als Berlijn is het bekend: die kennen opeenvolgende periodes van verloedering, ontwikkeling en bloei. De stadia waarin dat verloopt, gaan gepaard met bewoning door verschillende bevolkingsgroepen. Na de krakers en kunstenaars komen de creatieven die geld verdienen, vervolgens de yuppies en de oudere, geslaagde stadsbewoners. Waarna op een goed moment het verval weer inzet. Zo ging het in Prenzlauerberg, zo gaat het in Friedrichshain en Kreuzberg en zo zal het straks ook in Neukölln gaan.
Voor de locaties waar urban explorers op af komen, geldt iets vergelijkbaars. In sommige gevallen is het een prequel van het hierboven beschreven proces.
De bewaker van de longkliniek aan de Grabowsee had ons al verteld dat er een enorme dakpannendiefstal plaats had gevonden, waardoor een flink aantal panden extra schade hadden opgelopen. Meer dan door de gebruikelijke woekering van de natuur en het verval dat met de tijd komt. Ongetwijfeld hadden de Russen hun sporen in 1991 grondig uitgewist, maar het zag er inderdaad naar uit dat vervolgens een zeer efficiënt roof- en sloopbedrijf als een tornado door de panden was geraasd. Doorgaans zoeken ook zwervers, alcoholisten en junks een onderkomen in dergelijke panden, en zij laten duidelijke sporen na (matrassen, kleding, geroofde tassen, naalden etc.). Maar dat was niet het geval in deze kliniek, omdat die natuurlijk veel te ver weg is van drankwinkels, dealers en de stad. Graffitispuiters waren er wel geweest, maar de meeste op uitnodiging, voor een streetart project in de garages. De urban explorers, al dan niet georganiseerd, volgen in hun spoor. Zij laten in principe geen sporen na en nemen ook niets mee. Op dat moment kunnen de krakers en kunstenaars hun intrede doen. Maar uiteindelijk komen meestal ook de projectontwikkelaars, de aannemers en de bouwvakkers – of de sloopbedrijven.
Van de interieurs in Grabowsee bleek bijzonder weinig meer over. Zo ongeveer alle ruiten waren kapot, de meeste deuren waren weggehaald, zelfs de lift was verdwenen. Vrijwel nergens zagen we meubelstukken of andere gebruiksvoorwerpen en als ze er waren, leken ze er later neergezet.
Voor de dieven en de vandalen had ik weinig begrip, misschien wel uit eigenbelang; voor ons was er nu verhoudingsgewijs bijna niets meer te zien in Grabowsee. Maar wat zou ik doen als ik een dagboek van een patiënt of arts in een van de honderden kamers had gevonden?