Ook al ben ik wars van abonnementen, ongemerkt ben ik toch deel gaan uitmaken van een aantal onregelmatig bij elkaar komende clubjes. Niet van de salonsocialisten, niet van een kwartet wielrenners en ook niet van de bende van de zwarte hand. Ik tel er uit mijn hoofd nu drie: een trio waarmee ik Japanse films bezoek; een kwartet waarmee ik ieder jaargetijde uit eten ga en sinds kort een quintet dat museumbezoek combineert met een maaltijd en daarna soms nog een avondprogramma.
Met het vijftal was ik afgelopen zondag in Amersfoort. Tussen de buien door bezochten we museum Flehite, waar we werden rondgeleid door directeur O., die een van ons vijven is. Hij vertelde verhalen over bizarre aankoopgeschiedenissen, over de warme banden met sommige lokale kunstenaars, over vervalsingen en toevalligheden en over de geschiedenis en de dynamiek van een museumbedrijf in de provincie. De tentoonstelling die hij ons liet zien, betrof Amersfoortse kunstenaars, waarmee natuurlijk de vraag aan de orde kwam hoe je dat precies moet zien, de relatie tussen een kunstenaar en de stad waarin hij korte of langere tijd woont. Mondriaan werd in Amersfoort geboren en woonde er tot zijn achtste, maar maakte er vermoedelijk geen enkele tekening van enig belang. Tegelijkertijd kun je je afvragen of die eerste jaren in een mensenleven niet veel belangrijker zijn dan de jaren erna, waarin hij naar Winterswijk verhuisde en daar de schilder werd die zich later Piet Mondrian noemde, naar Parijs ging en stierf in New York. Wat bijvoorbeeld te denken van Amersfoorter Armando? Van welk dorp, van welke stad ‘is’ Van Gogh?
De tentoonstelling bracht ook kunstenaars in beeld die in Amersfoort bleven, of in ieder geval niet de roem verwierven van hun veel bekendere plaatsgenoten. Sommigen van hen hadden werkelijk heel mooi werk gemaakt, werk dat we zonder de warme belangstelling van museum Flehite en zijn directeur wellicht nooit hadden gezien. Buiten viel de regen met bakken uit de hemel, en binnen werd ons het zwijgen opgelegd door de sneeuwvlokken van Jakob Nieweg.