Tijdens een feestelijke High Tea kwamen we zondag in gesprek met een echtpaar uit het Oosten. Ze vertelden ons over het kleine boerderijtje van haar grootouders, dat ze hadden gekocht van een oom. Die had er zijn hele leven gewoond, tot hij naar een aanleunwoning verhuizen ging. Na zijn vertrek moest de boerderij van onder tot boven gerenoveerd worden om fatsoenlijk bewoonbaar te zijn, en daar waren ze al een aantal jaar mee bezig. Toch woonden ze er al, in alle rust, ver van snelwegen en grote steden, nog net op redelijke reistijd van waar ze hun geld verdienen. Achter het huis stond een oude schuur waarin, tot vorig jaar, nog een kerkuil genesteld had. De schuur stond op instorten en werd aan zijn lot overgelaten. De uil kwam er alleen nog rusten. Het dorp telde slechts driehonderd zielen, geen school meer en geen postkantoor, geen levensmiddelenwinkel en ook geen kerk. Slechts één hotel-restaurant, de Koekoekshof, waar muziekvereniging St. Cecilia fanatiek repeteerde, en natuurlijk pannenkoekenhuis ‘De strohoed’.
In onze verbeelding doemde een idyllisch oord op uit de mist en we planden spontaan een kleine rondreis door midden Drenthe, met tussenstops in Norg, Veenhuizen en Meppel, misschien ook Westerbork. We zouden vast te weinig tijd krijgen, en eenvoudig te vinden was het niet, maar een tussenstop in dit dorpje leek ineens onvermijdelijk. Het beperkte zicht bezorgde ons een dagdroom van Elp.
Polaroid van de dag
Uitgelezen 37
‘4 juni. Ik breng een bezoek aan de Deense schilder in de Rue de la Santé. De grote hond is verdwenen, de ingang is vrij. We gaan eten op een terras aan de Boulevard Port-Royal. Mijn vriend heeft het koud en voelt zich niet erg behaaglijk. Omdat hij zijn jas vergeten heeft leg ik de mijne over zijn schouders. Op hetzelfde moment wordt hij rustig; hij schikt zich naar mij en ik heb de overhand. Hij durft niet meer tegen mij in te gaan en we zijn het volledig over alles eens. Hij geeft toe dat Popoffsky een schurk is en dat ik mijn tegenslagen aan hem te danken heb. Plotseling wordt hij zeer nerveus; hij zit te trillen als een medium dat onder hypnotische invloed staat, schuift onrustig op zijn stoel heen en weer, gooit mijn jas af, kan niet meer eten, legt zijn vork neer, staat op, geeft me mijn jas terug en neemt afscheid.
Wat zou dit betekenen? De mantel van Nessus? Had de tegengestelde polariteit van mijn fluïdum, dat zich in de stof van de jas opgezameld had, hem aan mij onderworpen?
Is dit niet waar Ezechiël op duidt in hoofdstuk 13, vers 18: “Zo zegt de Here, Here: wee haar, die toverbanden binden om alle polsen en die sluiers winden om het hoofd van groot en klein, om zielen te vangen… Daarom, zo zegt de Here, Here: zie, ik keer Mij tegen uw toverbanden, waarmee gij de zielen als vogels vangt, Ik zal ze van uw armen rukken, en de zielen vrijlaten, die gij als vogels vangt.”
Ben ik dan misschien een tovenaar geworden zonder het zelf te weten?’
[August Strindberg, Inferno, p. 62-63.]
Rijmdwang
Alles moet blijven kloppen vandaag; rijm
schaar, verf, karton, pakpapier en lijm
de rekeningen moeten vereffend
zij het soms met superieure ironie,
ook de uitgaven omwille van de economie.
We gehoorzamen de minister-president
en geven onszelf de groei cadeau;
dit vierde kwartaal heeft ongetwijfeld niveau
we houden ons aan de regels, als consument.
Gert ziet spookjes 3
Zaterdagochtend, vroeg
Dit is een moment dat ik meestal mis. Het moment waarop de stad nog voor de meeuwen is; het moment waarop de schoonmakers van de kroegen het dampende, schuimende, vuile water op de straten gieten, richting het riool; het moment waarop een oud, ineen gedoken dametje met een pet op de voordeur dichttrekt om haar hondje uit te laten; het moment waarop hij een sigaretje rookt in de deuropening en zijn as op een schoteltje tikt (terwijl zij misschien nog ligt te slapen); het moment waarop een andere vroege vogel als eerste klant van de dag een bakkerij binnenloopt voor zijn ontbijt, een jogger met een rastamuts zich dampend en hijgend nog kan denken dat hij alleen is op de gracht. Het is een moment van rust, waarop de dag nog niet echt begonnen lijkt en de meeste mensen zich onbespied en slechts in hun eigen wereld wanen. Ik zou ze kunnen vervloeken, die enkele zaterdagochtenden in het jaar dat ik moet werken. Maar zodra ik op de fiets zit, word ik er blij van: zaterdagochtend vroeg, in de stad.