Het was zijn nerveuze motoriek, het jezelf verstoppen en willen intimideren tegelijk, het spieden, het ogenschijnlijke posten op de hoek dat hem verdacht maakte. Maar ik had geleerd dat ik mijn wantrouwen moet wantrouwen. Ik liep dicht langs hem heen, omdat hij uitstraalde dat je hem niet te dicht moest passeren – maar ik zoiets niet door een ander laat bepalen. Zo zag ik hem van dichtbij. Daarna hield ik hem in de gaten, langdurig, van de overkant van de straat; oefende mezelf erin hem zo nauwkeurig mogelijk te observeren, om hem naderhand te kunnen beschrijven. Ik verdacht hem van iets onbepaalds, maar zag hem niets anders doen dan om zich heen kijken, op een vreemde manier steeds naar binnen kijken, stilstaan en dan weer zenuwachtig heen en weer lopen.
Tien minuten, een kwartier later, was ik weg en beschreef ik thuis wat ik had gezien. Een rare gast op straat, op zondagavond. Ik had hem goed in me opgenomen, omdat ik geleerd heb hoe belangrijk het is je haperende geheugen voor te zijn. Het was een voorgevoel, mijn verdenking. Drie uur later werd bekend gemaakt dat er inderdaad iets gebeurd was, vlak na mijn terugkeer thuis, en ik belde mijn beschrijving door. Samen met aanvullend bewijs en andere getuigenissen maakte dat de aanhouding van de vermoedelijke dader mogelijk. En een verklaring noodzakelijk.
Polaroid van de dag
Bij gebrek aan bestemmingsplan
Je pretpark ‘De Vluchtheuvel’ noemen, lijkt geen al te sterke zet. Toch bestond het, jarenlang, net buiten de gemeentegrens van het Drentse dorpje Norg. Het is failliet gegaan, heeft een tijd leeg gestaan, is gekraakt en deels uitgebrand. Nu wordt het door een onduidelijk aantal mensen bewoond en min of meer beheerd – in afwachting van een nieuwe bestemming. Vanaf de Donderseweg is van attracties weinig te zien. De houten vuurtoren op het kassagebouw staat er nog, er liggen nog wat drooggevallen zwembaden, een kunststof ringslang kronkelt zich rondom het toegangshek, daar vlak achter staan nog wat kleurige huisjes. Geen achtbanen, glijbanen of draaimolens in zicht. Een rommelig terrein zoals er zovele zijn.
De beheerder was een norse kerel op blote voeten en zonder voortanden, die vertelde dat er veel voormalige bezoekers van het pretpark terugkwamen om er nog eens rond te kijken. Maar hij liet niemand toe: ‘Wat heb ik eraan?’
Ook ons weigerde hij.
‘Als ik daaraan zou begonnen, dan zou ik in een jaar wel twintigduizend mensen kunnen toelaten. Als ik die allemaal een euro zou vragen…’
Wat zijn conclusies waren, liet hij keer op keer aan ons over om in te vullen, hij maakte zelf geen enkel duidelijk punt.
‘Hebben jullie elektriciteit? Stromend water? Gas en licht? Dan moet je dat eens afsluiten, dan weet je hoe ik me voel.’
Alsof wij daar wat aan konden doen, of… konden weten wat hij er precies mee bedoelde. We hadden hem niet meer dan een beleefde vraag gesteld. Maar hij stond niet open voor oprechte belangstelling en goede bedoelingen, zag helemaal geen kansen naar het scheen. Liever wrikte hij stoeptegels uit wat ooit een terras of een plein was en maakte er stapelingen, een soort tegelsculpturen van. De tandeloze beheerder leek een Gijselhart eerste klas. Dit was nu zijn vluchtheuvel, bij gebrek aan bestemmingsplan.
Platteland
Bij de aanschaf van een nieuwe vulpen
Vorige week heb ik mijzelf een nieuwe vulpen cadeau gedaan. Niet omdat het twintig jaar oude exemplaar het niet meer doet, maar wel omdat hij kuren begint te krijgen. En misschien ook wel omdat ik er de aanloop naar nieuwe schrijfprojecten mee wilde markeren. Ik had de aanschaf steeds uitgesteld omdat ik mij als consument zou moeten gedragen. Dat kon ik pas toen de hebberigheid groot genoeg was.
Mogen we generaliseren over kantoorboekwinkelpersoneel? Ik vind van wel. Over het algemeen werken daar nogal zuinige, extreem precieze en zeer achterdochtige, onvriendelijke mensen. Mensen die het beter weten. Ik verkeer bij voorkeur zo kort mogelijk in hun gezelschap, maar voor de aanschaf van een prijzige vulpen moest ik toch wat meer tijd uittrekken. Ik bleek overigens een vrij nauwkeurig omschreven idee te hebben van de pen die ik zocht: een zwarte vulpen met een gladde, glimmende, niet al te brede houder en een lange, scherpe, goud gekleurde punt. Het gewicht moest ergens rond de tien, vijftien gram zijn en de houder zo lang zijn dat hij in de kom tussen mijn duim en mijn wijsvinger kon rusten.
Aan die laatste wens bleek bijna geen enkel exemplaar te voldoen, maar dat kwam volgens de verkoopster omdat ik mijn pen ‘verkeerd vasthield’. Ik mompelde iets over grote handen en dat ik het nu eenmaal zo gewend was, maar dacht eigenlijk: ‘er is geen verkeerde manier van een pen vasthouden’ en kreeg spontaan een hekel aan haar. Ze stelde voor de pen anders vast te houden of de dop achterop te laten zitten – maar ze maakte al geen kans meer bij mij. Ik kon niet met haar communiceren of onderhandelen. Het ging om een gevoelskwestie, eentje die je uitsluitend kunt delen met iemand die je aanvoelt, en dat gold bepaald niet voor de medewerkster van de kantoorboekwinkel.
Misschien was het mijn paranoia, maar ik verdacht haar ervan dat ze vond dat ik wel veel wensen had en maar daar veel te weinig voor wilde betalen. En inderdaad: ik was niet bereid tot aanschaf van de allerduurste merkvulpennen. Ik vond driehonderd euro of meer niet opwegen tegen de vermeende extra kwaliteit die daarmee gepaard gaat. Een pen is voor mij een gebruiksvoorwerp, geen fetisj-artikel.
Als halfslachtige consument maakte ik een minimale prijs- en kwaliteitenvergelijking tussen vijf pennen en hakte de knoop door, eigenlijk vooral om aan mijn eigen ongeduld met de verkoopster een einde te maken. Hoe de ultieme vulpen mij ooit in alle rust zal worden gepresenteerd, is sinds vorige week mijn nieuwe dagdroom.
Dag van de vrijheid
Terug naar Het Schimmenrijk
Zondagavond waren we in EYE, Amsterdam bij een van de onvolprezen edities van Het Schimmenrijk. Een keer per maand presenteert filmjournalist Hans Beerekamp in het filmmuseum een compilatie van filmfragmenten en -trailers naar aanleiding van het overlijden van mensen uit de wereld van de film: acteurs, regisseurs, cameramannen, scenarioschrijvers en anderen. Iedere maand zijn er voldoende doden om te herdenken, dus Beerekamp is met zijn in memoriams al jaren onder de pannen. Wij maakten ons natuurlijk volop voorstellingen van de sessies waarbij het programma werd samengesteld en van het ouderwetse potje sport dat het voor de operateur moest zijn om steeds weer nieuwe 35 mm filmrollen uit het archief op te leggen, maar dat is een ander verhaal.
Het viel S. op dat zij zo ongeveer de enige vrouw was onder de aanwezigen. De doelgroep bestond uit ongeveer vijftien mannen met net iets te lang, vettig grijs haar, een buikje en een wazige blik. Ook flauwe humor was een eigenschap van de gemiddelde bezoeker.
‘Alles goed?’
‘Twee fout.’
‘Heb je meegedaan aan een quiz?’
‘Nee, jij vroeg “Alles goed?” dus ik zeg “Twee fout”’.
Enfin.
Was dit mijn voorland? Een confrontatie met het feit dat ik deel was van deze doelgroep? Was ik van binnen een morsige grijsaard met een wazige blik, een lichte bierbuik en, welbeschouwd, hele flauwe humor?
Iedere laatste zondagavond van de maand vertelt Hans Beerekamp in het schijnsel van zijn bureaulampje dat hij voor ieder fragment aan- en uitknipt, verhalen over de recente doden uit de cinema. Ondertussen geeft hij eigenlijk kleine colleges filmgeschiedenis. De dood bepaalt voor een groot deel de samenstelling van het programma, dus dat is iedere maand weer een verrassing. Het werd me ook duidelijk dat de filmindustrie een onvoorstelbare reeks curieuze producten heeft opgeleverd, waarvan je al van mijlenver had kunnen zien dat ze geen kans van slagen hadden. Vermakelijk zijn ze naderhand wel, indien opgeknipt tot anekdotes, postuum. Dat idee, en al die informatie – het is nauwelijks te verwerken op zo’n avond. Maar de afgestofte beelden en de respectvolle, melancholische, luchtige sfeer waarin Beerekamp de doden herdenkt, maken alles goed. Ik herhaal het graag: Het Schimmenrijk is een echte aanrader. Ook als je niet tot de doelgroep behoort – of dat niet van jezelf wil toegeven.