‘Ik was te moe om ermee te zitten. Zoals alle kamers in dat oude huis, was mijn moeders slaapkamer klein. Het bed was nog warm van de hitte van de dag en ik gleed naakt onder een laken en in een wieg in het matras die de contouren van mijn moeders lichaam volgde. Het was heel zwart daar beneden toen ik de lamp op het nachtkastje uitdeed. In het kussen snoven mijn neusgaten de zoete, aardse geur op van mijn moeders haar, die me terugvoerde naar andere tijden, toen ik nog geen twintig was en weg wilde lopen.
Ja, ik was weggekomen. Ik ontsnapte toen ik nog geen twintig was. De schrijvers lokten me weg. London, Dreiser, Fitzgerald, Silone, Hamsun, Steinbeck. Gevangen en gebarricadeerd tegen de duisternis en eenzaamheid van de vallei zat ik altijd achter stapels bibliotheekboeken aan de keukentafel, diep ongelukkig, te luisteren naar de lokroep van de stemmen in de boeken, hongerend naar andere steden.
Ik had mijn portie gehad van poolen, pokeren en ouwehoeren bij een biertje, van met andere gasten en wijven eenzame boomgaarden inrijden, onhandig naar rokken en slipjes klauwen, vruchteloos klauwen. Vrouwen waren prima maar veeleisend. Je raakt makkelijk gekwetst op je negentiende. Je denkt dat vrouwen lief en onderdanig zijn, maar komt erachter dat het straatkatten zijn. Je zoekt troost bij hoeren, die minder achterbaks zijn. En als je geluk hebt leer je lezen.’
[John Fante, De broederschap van de druif, p. 80.]
Polaroid van de dag
Afscheidsfeestje
Rotterdam, om de brug te zien
Uit de archieven 7
Ik heb een bakje waarin ik zinnetjes gooi die de basis kunnen worden voor een blogbericht. Soms kan ik ze niet meer lezen, dagen of weken naderhand. Soms, zoals nu, stof ik de zinnetjes af. Ze hebben met vandaag te maken of met gisteren, maar het is alsof ik oude foto bekijk terwijl ik me afvraag waar en wanneer ze genomen zijn.
Ik word wakker met het woord ‘parenteel’ op mijn lippen en heb geen idee wat het betekent, dus zoek ik het op: ‘groep van bloedverwanten’. Het is geen droom die uitgelegd hoeft te worden maar een bestaand woord.
Op de ochtend van dinsdag 14 april om 8.48 uur heeft Gert in volstrekte innerlijke rust zijn huis verlaten.
De zinnen waar ik mee wakker wordt, zitten soms aan het einde van de dag als een mantra in mijn hoofd. Een enkele keer is het poëzie. Dan zie ik F. van Dixhoorn fietsen, die zijn zinnen hardop tegen de duinen en de zeewind declameert en uitprobeert. Of denk ik: dichten is onthouden.
‘Nabokov wrote Lolita while travelling on butterfly-collection trips in the western United States which he undertook every summer.’ [bron: Wikipedia]
Uit de archieven 6
‘Reizen, schrijven en mensen ontmoeten. Sinds Donau is dat het leven dat Magris leidt. “Donau heeft me een nieuwe vrijheid gegeven. Niet alleen veranderde dat boek mijn leven van dat van hoogleraar Duitse literatuur in dat van een schrijver, maar ook geestelijk gaf het me ruimte. Het gaf me de gelegenheid voor spiritueel flaneren. Als ik iets zie wat ik de moeite waard vind, kan ik er nu achteraan gaan zonder me schuldig te voelen. Het is een veel creatiever leven, veel minder gedomineerd door verplichtingen, veel meer zigeuner, en ik voel me er geweldig bij.”’