Polaroid van de dag
Voorbereidingen
Achter de gesloten gordijnen kijk ik ‘s middags films. Onderuit gezakt geef ik toe aan de heersende loomheid en kijk ondertussen naar Le ballon rouge, Le fabuleux destin d’ Amélie Poulain, Jules et Jim.
Buiten is het schitterend weer, maar ik zit binnen en wacht op verkoeling voordat ik de deur uit ga. Het lijkt wat dat betreft een beetje op de zomer van 2005, toen ik in een hotelkamer in Nîmes aan het schrijven was. Daar ging ik iedere ochtend de stad in, maakte een wandeling door de smalle straatjes, langs de Arena en de musea en door de Jardins de LaFontaine. Na de lunch, als mijn kamer schoongemaakt was, kwam ik terug. Bijna iedere middag keek ik een aflevering van Maigret, met Bruno Cremer in de hoofdrol. Geweldige televisie, geweldige psychologie. Daarna kon ik een paar uur schrijven. Ik worstelde toen met de eerste versie van een roman die ik later in de la heb gelegd, en ik beloonde mezelf als ik minstens 1000 woorden geschreven had. Tegen vijven verliet ik dan het hotel en ging op een terras een groot glas bier drinken, en rookte er een sigaartje bij.
Het is allemaal anders nu, en deze week schrijf ik niet. Ik verheug me, en bereid me tegelijkertijd voor; ik kijk en luister om straks iets te begrijpen van de mensen in Parijs.
Vakantie
De stukjes komen niet af, ik zie niet wat er te zien is; de foto’s mislukken. Ik weet niet waar we over moeten praten. Er staat niets in de krant, ik kan geen boek vinden dat ik wil lezen, er is niets op tv, van ieder bord zie ik de achterkant. Het is te warm om iets te gaan doen, en te warm om te blijven liggen. Spierpijn is als een gigantische onderzeeër boven water gekomen. De koelte is elders, de lucht moeten veranderen. Het is de hoogste tijd.
De escapisten 14
Relativering van de droom
Iedere keer als ik een roman van John Fante lees, krijg ik voor mijn gevoel bijles. Ineens weet ik weer hoe het moet. Schijn bedriegt echter. Ik kan proberen die karakteristieke directe, enigszins grofgebekte verteltrant over te nemen, maar zo eenvoudig gaat dat niet.
John Fante (1909-1983), vooral bekend van zijn (verfilmde) romans Wait until Spring, Bandini en Ask the dust is een klassieke Amerikaanse storyteller die zijn personages keurig van een herkenbaar uiterlijk, karakteristieke gewoonten en een stevige achtergrond voorziet. Dat is echter een aspect dat mij minder aanspreekt, want het levert vaak een verklaring voor het handelen van de personages. Daardoor is er nauwelijks ruimte meer over voor de verbeelding van de lezer; het verhaal wordt dan soms eendimensionaal.
Zijn zinnen worden niet gehinderd door overdreven metaforiek, hij verliest zich alleen in korte uitbarstingen van vocabulaire als zijn personages van emoties overlopen. Terwijl zij in het spanningsveld tussen verlangen en dromen aan de ene kant leven en drankzucht en ander menselijk tekort aan de andere kant, put Fante uit de bijpassende, botsende stijlregisters. Vorm en inhoud zijn onlosmakelijk verbonden. Ik had het kunnen weten.
Bij het lezen van De broederschap van de druif, de nieuwe Nederlandse vertaling van zijn roman The brotherhood of the grape, proef ik wel iets van mijn liefde voor zijn werk, al vind ik toch Dreams from Bunker Hill en The Road to Los Angeles nog altijd sterker. Ondanks alle liederlijkheid en dronkenschap is Fante een ontnuchterende beschrijver van de condition humaine: we kunnen ons niet aan onze herkomst, ons verleden ons lot ontworstelen, en ieder streven is uiteindelijk gedoemd te mislukken.
Fantes oeuvre is een grootse relativering van de Amerikaanse droom.
Hij hanteert het perspectief van de Italiaanse immigranten, dat hij als geen ander kende. Arbeiders, waartussen een schrijver dan ook nog een snob, een uitslover of een uitvreter is – een motief dat terugkeert in The brotherhood of the grape. Tegelijkertijd horen de alter-ego’s van Fante ook niet bij de gevestigde schrijversorde juist vanwege die immigranten- en arbeidersachtergrond. Bekende, nog altijd herkenbare problematiek.
Het is natuurlijk ook die zwarte romantiek van het schrijverschap die me altijd heeft aangetrokken tot zijn werk, misschien wel omdat hij het nadrukkelijk als schrijven tegen de klippen op weergeeft, iets dat in het nauw komt door honger en dorst en gebrek aan erkenning maar moet gebeuren. Daarin relativeert hij eveneens een droom – zoals de Amerikaanse, en de droom van de ware liefde. Maar het verlangen blijft.