Het advies van de nuchtere literatuurwetenschapper Susanne Klingenstein is om niet meer dan twintig pagina’s per dag van De man zonder eigenschappen te lezen, want dit volumineuze boek wemelt van de zijpaden, filosofische inzichten en stilistische finesses die je op je in moet laten werken. Daarin schuilt ook het grootste leesgenot van deze roman. Het is ondoenlijk te proberen ze allemaal in een helder, begrijpelijk verband met elkaar te brengen. Musil is genadeloos scherp in de karakterisering van zijn tijd en cultuur, in zijn humor en in de rijke precisie van zijn beschrijvingen. Maar hier ga ik er met zevenmijlslaarzen doorheen, en sta ik af en toe even stil om om me heen te zien.
Een belangrijk referentiepunt voor de zoektocht van het belangrijkste personage, Ulrich, lijkt de figuur van moordenaar Moosbrugger te zijn, al vanaf het begin van het boek. Ulrich is getuige van diens veroordeling in de rechtszaal. De rondtrekkende timmerman heeft een waslijst van gewelddaden tegenover vrouwen op zijn geweten, met als laatste wapenfeit de gruwelijke moord op een prostituee. De man heeft na zijn arrestatie ‘sterk in de publieke belangstelling gestaan’ en velen kennen zijn geschiedenis, maar Ulrich wil hem ook van dichtbij bekijken. Moosbrugger maakt indruk op hem.
‘Moosbrugger was maar een timmermansgezel, een heel eenzaam man, en hoewel hij op alle plaatsen waar hij had gewerkt graag gezien was bij zijn kameraden, had hij geen vriend. Zijn sterkste instinct keerde zijn wezen van tijd tot tijd wreed naar buiten; maar misschien hadden hem werkelijk, zoals hij zei, allen de opvoeding en de kans ontbroken om daar iets anders van te maken, een engel des verderfs voor de massa of schouwburgpyromaan, een groot anarchist; want anarchisten die zich verenigen in geheime genootschappen noemde hij minachtend de verkeerden. Hij was duidelijk ziek; maar al vormde kennelijk zij ziekelijke aard ook de reden van zijn gedrag, dat hem van andere mensen isoleerde, hemzelf kwam dit voor als een sterker en hoger gevoel van zijn Ik. Zijn hele leven was één belachelijke en ontstellend onbeholpen strijd om daar erkenning voor af te dwingen.’ [p.91-92]
Tijdens zijn proces neemt Moosbrugger allerlei zogenaamde deskundigen met een zeker superioriteitsgevoel en op intelligente wijze de maat. Hij ontkende zijn daden niet, maar hij wil vooral begrepen worden. De rechter echter wil het geval Moosbrugger graag eenvoudig houden en veroordeelt hem op basis van het bewijsmateriaal en zijn bekentenissen tot de doodstraf. Ulrich vindt dat dat tekort doet aan wat het geval Moosbrugger laat zien, ook al is hij overduidelijk schuldig aan het ten laste gelegde:
‘Voor de rechter was Moosbrugger een bijzonder geval; voor zichzelf was hij een wereld. Het waren twee tactieken die elkaar bestreden, twee eenheden en twee logica’s; maar Moosbrugger was in de ongunstigste positie, want zijn eigenaardige schimmige beweegredenen zou ook een slimmer iemand niet onder woorden hebben kunnen brengen. Ze kwamen rechtstreeks voort uit de verwarrende eenzaamheid van zijn leven, en terwijl andere levens honderdvoudig bestaan – op dezelfde wijze gezien door hen die ze leiden als door alle anderen die ze bevestigen – bestond zijn ware leven alleen voor hemzelf. Het was iets schimmigs dat onafgebroken vervormt en van gedaante verwisselt. (…) Ten overstaan van de rechterlijke macht lag alles wat ná elkaar zo natuurlijk was geweest in hem zinloos náást elkaar, en hij deed zijn uiterste best daar een zin in te leggen die in geen enkel opzicht zou onderdoen voor de waardigheid van zijn voorname tegenstanders. (…) Verbrokkeld en doorduisterd was het; maar op de een of andere manier kwam het bij Ulrich op: Als de mensheid in haar geheel zou kunnen dromen, moest er Moosbrugger ontstaan.’ [p.97-99]
Ik kan me overigens niet aan de indruk onttrekken dat Musil hiermee naar een beroemde tekening van Francisco Goya verwijst, met daaronder de tekst: ‘de dromen van de rede produceren monsters’… Waarschijnlijk kom ik daar later nog een keer op terug.
Nadat Ulrich zijn Clarisse, de vrouw van zijn vriend Walter, over Moosbrugger heeft verteld, is die voor haar ook een aanwezigheid geworden. En in de geest van de rede, de rechtspraak en de dialectiek ziet ook zij zich omringd door paradoxen:
‘Aantrekking en afstoting mengden zich daarbij tot een vreemde betovering.
Clarisse knaagde aan de wortel van de liefde. Gespleten is zij, met kus en beet, met blikken die aan elkaar hingen en een gekweld wegdraaien van de ogen op het laatste moment.
“Dwingt het goed met elkaar overweg kunnen tot haat?” vroeg zij zich af. “Vraagt het beschaafde leven om bruutheid? Behoeft het vredige de wreedheid? Verlangt de orde ernaar te worden verscheurd?” Dat was het, en was het niet, wat Moosbrugger opriep. Onder het gedender van de muziek hing een wereldbrand om haar heen, een nog niet uitgebroken wereldbrand; innerlijk aan het gebinte vretend.’ [p.184-185]
En hoewel het hier om het innerlijk van Clarisse gaat, zie ik toch ook een verband met de vorige aflevering over De man zonder eigenschappen omdat het boek deels werd geschreven in de beginjaren van de Russische revolutie.
In dit verband wil ik een toevallige, ironische verwijzing naar Musil die ik onlangs tegenkwam, niet onvermeld laten. In de roman De dwalingen van de ouders van Alessandro Perissinotto (Le colpi dei padri, 2013) lezen we het verhaal van Guido Marchisio, directeur van de Turijnse vestiging van een bedrijf genaamd… Moosbrugger, die mede als gevolg van een schaamteloze reorganisatie van het bedrijf in steeds grotere problemen terecht komt. Met de naamgeving van dat bedrijf maakt Perissinotto een duidelijk punt over de manier waarop een dergelijke multinational zijn personeel behandelt.