Onder druk van zijn vader gaat Ulrich, de ‘man zonder eigenschappen’ zich toch maar aan een taak wijden. Hij meldt zich bij Graaf Stallburg om uiteindelijk in dienst te treden bij Z. Doorluchtigheid (what’s in a name) graaf Leinsdorf. Zijn werkzaamheden zullen betrekking hebben op wat ‘de Parallelactie’ genoemd wordt – een feestelijk, patriottisch herdenkingsjaar van… ja, van wat eigenlijk? De keizer, het keizerrijk? Het is allemaal nogal vormelijk en onduidelijk, al geeft de vage notie ervan desondanks schijnbaar richting aan de levens van deze vertegenwoordigers van de upper class:
‘Het blijft dus,’ zei Graaf Leinsdorg, ‘voorshands bij deze vier punten: Vredeskeizer, Mijlpaal voor Europa, het Ware Oostenrijk en Bezit en Beschaving. In die termen moet u het rondschrijven opstellen.’ [p.111]
‘Graaf Leinsdorf had weliswaar naar vele zijden oproepen verzonden die ‘de idee’ moesten ‘opwekken’, maar hij zou misschien toch niet zo snel vooruitgang hebben geboekt als niet een invloedrijke publicist, die aan de weet was gekomen dat er iets in de lucht hing, in zijn blad gauw twee grote artikelen had gepubliceerd waarin hij alles wat er naar hij vermoedde te gebeuren stond als stimulerende bijdrage van zijn kant naar voren bracht. Hij wist niet veel – want waar had hij het vandaan moeten hebben? – maar dat viel niet op. Juist dat gaf aan zijn beide artikelen de mogelijkheid om meeslepend te werken. Hij was eigenlijk de uitvinder van het begrip “Oostenrijks jaar”, waar hij in zijn kolommen over schreef, zonder zelf te kunnen zeggen wat daarmee bedoeld werd, maar in steeds nieuwe zinnen, zodat deze woorden zich als in een droom met andere woorden verbonden en voortdurend veranderden en een geweldig enthousiasme teweegbrachten.’ [p.176]
De graaf laat de publiciteit voor zich werken, omdat hij ogenschijnlijk ook zelf nog geen idee heeft, maar ontdekt dat er ook mensen zijn die zich hierbij iets heel anders kunnen voorstellen. Zelfs al is het idee niet concreet, het is duidelijk dat er ook altijd iets is dat ‘anders’ is. In dit geval: de lower classes.
‘Maar terwijl graaf Leinsdorf zo slim te werk ging, had hij aan een ding niet gedacht. Niet alleen een man als hij zag het ware dat wij zo nodig hebben, maar ontelbare anderen wanen het ook te bezitten. (…) Binnen de kortste keren nadat zijn krantenbericht had doen uitgaan meende Z. Doorluchtigheid al te merken dat alle mensen die geen geld hebben in plaats daarvan een onsympathieke sektariër in zich meedragen. (…) en hij werd verrast door de wijdverbreide behoefte de wereld te verbeteren, die door de warmte van een grote gelegenheid wordt uitgebroed als insekteneitjes tijdens een brand. (…) hij had heel wat patriottisme verwacht, maar hij was niet voorbereid op uitvindingen, theorieën, wereldsystemen en mensen die van hem verlossing wilden uit hun geestelijke kerkers.’ [p.178-180].
De graaf denkt dat Ulrich hem uit deze penibele situatie kan redden en gaat naar hem op zoek. Wat niet eenvoudig is want hij staat niet in het telefoonboek.
We zien hoe het einde van een tijdperk zich hier aftekent, hoe de wand van deze ‘bourgeoisie-bubble’ steeds dunner wordt en degene die erin zit iets ontwaart wat hij niet kent en dat hem daarom niet bevalt. Is dit de vooravond van een omwenteling, van revolutie? Van de opmars der horden? In ieder geval en inderdaad: de ideale sfeer voor een man zonder eigenschappen om iets te gaan ondernemen.