Zondagmiddag gingen we naar de Stadsschouwburg voor de opera Mr. Finney, de opera gebaseerd op het boek en hoorspel Mr. Finney en de wereld op z’n kop van Laurentien van Oranje en Sieb Posthuma. Het was twintig jaar geleden dat ik naar de opera was geweest. Eigenlijk ging ik, net als de kinderen, voor het eerst. Dat is natuurlijk even wennen. Niet alleen aan de moderne klassieke muziek (mooi), het ingenieuze decor in de vorm van een schilderspalet (subtiel), het boodschapperige karakter van het verhaal (beetje simplistisch), maar ook eenvoudigweg aan het fenomeen opera zelf.
‘Lieve kinderen
wat ik nu doe is opera, ja, ja
zingen geeft meer kleur
aan wat je zegt’
Het was soms niet eenvoudig te verstaan, maar leuk, humoristisch geacteerd muziektheater, dat gelukkig niet alleen over de zorgen om het milieu ging, en over de amoureuze verwikkelingen tussen Mr. Finney en de zeer eigentijdse ‘onbereikbare vrouw’ Pinky Pepper, maar ook over opera zelf.
‘Hoor kloppen
Maar is dat nu muziek?
Of bonkt iemand op de deur?’
(Terwijl een muzikant op hout klopte om het bonken op de deur te verklinken.)
‘Dolfijnen in de opera? Hallo?
Hier Mister Finney, hoofdrol!’
(Terwijl Mr. Finney op zichzelf wijst.)
Het achtergrondkoor maakte golven van hun blauwe gewaden en greep dierenvellen en maskers van een kapstok om voor de ogen van het publiek tot bevers, hazen, aasgieren en andere dieren te transformeren. Aan het einde van de voorstelling was de kapstok leeg en bleek die een enorme vissenvin. De muzikanten op hun beurt zaten in hun paletnis op een stoel, speelden en zongen soms ook mee, en namen of gaven soms een prop aan. Terzijde, uitgelicht maar eigenlijk geen onderdeel van het stuk, en toch een beetje acterend en dansend, stonden de doventolken. Dit was geen opera, maar een postmoderne les in het maken van opera.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.