Eigenlijk had ik in mijn polaroid over de Tinguely tentoonstelling willen schrijven dat ook ik op mijn elfde in het Stedelijk Museum was, toen met die theremin. Dat vermoedde ik ook maar ik kon het niet bewijzen. Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik mijzelf er echter van overtuigde dat mijn eerste bezoek aan dat museum samenviel met ‘La grande parade’. Als dat zo was, kon ik de theremin ook koppelen aan Fay Lovski, die destijds samen met andere Nederlandse artiesten een plaat opnam naar aanleiding van de tentoonstelling. Toch kon ik de uiterst serieuze, haast sacrale theremin-performance die ik met mijn verkoudheid niet mocht verstoren niet rijmen met haar speelse persoonlijkheid. Ik deed wat uitzoekwerk, maar wilde me daarin ook weer niet verliezen. Daarbij ontdekte ik wel dat de tentoonstelling in 1984 plaatsvond, toen ik dus al veertien was. Wat was er dan precies niet waar? Dat ik die tentoonstelling zag of dat ik elf was toen ik het Stedelijk Museum binnenkwam? ‘Niets is geheel zeker – en zelfs dat niet’ zou ik een grote Nederlandse schrijver willen nazeggen. Ik koos voor het laatste.
Dankzij de onbetrouwbaarheid van het geheugen worden de verhalen vaak beter. Met foto’s, agenda’s en dagboeken in de hand worden ze ontnuchterd, van alle raadsels en samenhang ontdaan. De kans dat toeval bestaat, is veel groter dan dat het leven zin heeft.
Ik houd van citaten over de onzekerheden in het bestaan. En van verhalen.