Vanmiddag wil ik kort met u spreken over namen. Voornamen, achternamen; de namen waarmee we genoemd en geroepen worden en waarmee we in de gemeentelijke basisadministratie staan. In een ouderwetse krantenadvertentie, onder de rubriek ‘Familie & Mededelingen’ eiste een man zijn naam terug ‘als vrij mens van vlees en bloed’. Een opvallend archaïsche manier van uitdrukken die mij een gecompliceerde voorgeschiedenis deed vermoeden, zeker in combinatie met het websiteadres erbij dat ‘geneesmij.nl’ luidde. De naam waarom het ging, bracht Marinus van der Lubbe in herinnering, de voor brandstichting in de Duitse Rijksdag in 1933 veroordeelde Nederlander. Ik hoopte een samenhang, een link naar een troebele of tragische geschiedenis ontdekt te hebben. Mijn fantasie sloeg op hol, helemaal toen ik later die dag nog over soldaten in het vreemdelingenlegioen las, waarvan bekend is dat zij bij intrede afstand van hun naam doen.
De werkelijkheid bleek weer eens veel prozaïscher dan mijn verbeelding. De advertentie bleek stap twee van een driestappenplan naar ‘soevereiniteit’ te zijn – waarbij de betrokkene zoveel mogelijk afstand wil nemen van de overheid. Na het aanvragen van ‘geheimcode 7’, het publiceren van de advertentie, waarin je je naam terug claimt – de ouderwetse verwoording betrof vermoedelijk juridisch jargon – en tenslotte een brief aan de koning kun je die ‘soevereiniteit’ terugkrijgen. Tenzij de koning bezwaar maakt – wat hij nooit doet. Je verdwijnt dan uit de gemeentelijke basisadministratie en bent vervolgens statenloos. Op dat moment wordt je bestaan eigenlijk juist veel ingewikkelder, zonder identiteitsdocument, inkomen, bankrekening, verzekering et cetera. Toch eisen steeds meer paranoïde burgers dit recht op, in de naïeve veronderstelling dat iedereen zelfvoorzienend kan zijn.
Ik was met mijn gedachten echter nog blijven hangen bij de vraag naar de relatie tussen je naam en wie je bent. Dacht aan mijn ergernis wanneer ik met de verkeerde naam aangesproken wordt. Aan het kwijt zijn van je naam en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn zoals – door wie anders? – beschreven in de verhalen over de Shinagawa-aap van Haruki Murakami. Ik dacht aan de vraag in hoeverre je aan je naam gehecht bent, er je identiteit aan ontleent, in hoeverre je je naam bent.
Is het nodig om je naam te veranderen als je ‘iets’ aan je identiteit verandert? Of, beter gevraagd: verander je dan in wezen wel wat aan je identiteit? Wat als je van geslacht verandert? Als je met je familie of het verleden wilt breken? Wat als je elders onder een andere naam aan een nieuw leven begint? Of als je soms anoniem (én wellicht ‘een ander’) wilt zijn door voor publiek een andere naam te kiezen, zoals Bono of Armando?
Een naam maakt het mogelijk ergens te zijn waar je zelf niet bent: voor de post, op een lijst. Zodat ze je naar je kunnen roepen in huis en op straat. Zodat je berichten kunt krijgen, kunt werken, zodat ze je kunnen vinden ook al kennen ze je nog niet. Zodat er over je gesproken kan worden. Juist omdat je je naam terugeist en daardoor in de krant staat. Zodat je in een verband gebracht kan worden. Een naam heb je voor het leven met anderen.