Rome bleek een dagreis ver te zijn met de trein. Maar we zouden veel meer in het tempo van de ziel sporen. Bovendien: we zouden weer eens met de nachttrein gaan.
We waren met z’n vijven en ontmoetten op de terugreis D., die de zesde persoon in onze coupé zou zijn. Hij vertelde verhalen over Denemarken en over zijn historisch onderzoek in het Deense instituut in Rome naar de effecten van de (heilige) missie. Wij deelden onze wijn en snacks met hem. Hij sloot naadloos op ons aan en met z’n allen probeerden we onze indrukken van Rome te verwerken.
Nadat we door treinpersoneel tot stilte waren gemaand, de bedden hadden neergeklapt, de deur dicht hadden geschoven en de gordijnen toe, probeerden we te slapen in de nachttrein. Sommige van ons stortten meteen in de diepte – omdat ze dat overal kunnen. De anderen lagen regelmatig wakker. Ik bleef ook veel draaien en keren, op zoek naar een fijne houding, terwijl claustrofobische gevoelens op de loer lagen. Bovenin, waar ik weliswaar iets meer beenruimte had maar ook de warmte zich verzamelde. Vlak onder het dak – niet over nadenken, niet over nadenken.
Ik merkte dus dat de trein ’s nachts een paar keer stopte. Ogenschijnlijk zomaar, ergens. Langdurig. Bij een grens misschien? Om niet te vroeg aan te komen? Een enkele keer veranderde ook de rijrichting. Soms viel er licht door het gordijn binnen; de aankondiging van gevaarlijke trajecten waar langzaam gereden moest worden, van de bochten in een tunnel, van lantaarns op een station en uiteindelijk van de volgende dag.
Het was behoorlijk kouder, ook daarvan was ik ‘s nachts nog even wakker geworden. We waren met 22 graden uit Rome vertrokken en toen we om halfzeven wakker werden gemaakt door Oostenrijkse grenswachten, stonden we in Salzburg en in de sneeuw. Die sneeuw bleek daarna ook nog in een groot deel van Beieren te liggen. Het was alsof we de hele zomer en herfst in Rome hadden doorgebracht en de winter plotseling was ingevallen.
Bij het ontbijt vergeleek S. het slapen in de nachttrein met het leven van een baby in de buik van zijn moeder. Je wordt vervoerd, je gaat van hot naar her en je hangt soms ondersteboven in je vruchtwater. Je kunt er niks aan doen, het is best krap maar wel lekker warm. Als je je niet verzet maar meedrijft op de stroom, dan is er licht aan het einde van de nacht, en kom je vanzelf aan. Wat je dan wacht, is een verrassing. Maar in de tussentijd kun je slapen.