Het is geen piekeren, geen peinzen maar zeker ook niet niks doen. Soms lijkt het op denken – denken, niet nadenken. Je ziet iets in waar je, dan nog gedachteloos, naar staart. Je observeert ineens, bestudeert de buren in hun tuin, voorbijgangers op straat, het verkeer, een poes op een schutting, een handeling, een dagelijks ritueel. Een enkele keer kijk je nergens in het bijzonder naar, of overvalt je een herinnering. Vaker is het louter ontspanning, bijna alleen nog kijken en luisteren, alsof je lichtelijk beneveld bent en bepaalde hersengebieden uitgeschakeld zijn.
Ik mijmer steeds vaker. Net als mijn vader: vanaf een balkon, vanuit een stoel, aan de waterlijn, zijn handen in zijn zij. Ben ik klaar voor de geraniums? Voor een stoel met een kussen op het balkon van zo’n wit hotelschip op een eiland in de Middellandse zee? Nee, geef mij maar een stad, een kruispunt met auto’s, fietsers, voetgangers en honden in alle richtingen. Een terras, onder de gaanderij langs een plein. Of een zwijgzame wandeling. Uitzicht voor inzicht. Soms duikt er een zin op die een dichtregel zou kunnen zijn of een beknopte filosofie maar net zo goed een eenvoudige observatie van wat ik in mijn omgeving zie: ‘het is een goed jaar voor de zwaluwen’.