Toen ik gisteravond na een passage over de dageraad in Mongolië even opkeek van mijn boek, zag ik de maan – en schrok. Het was alsof ze een flink stuk lager aan de hemel stond dan de dag ervoor. De maan was vol of bijna vol, en dat leek me ook nogal onwaarschijnlijk. Ik meende me te herinneren dat ik donderdagavond net zo naar de wassende maan boven de daken had gekeken, ze iets meer dan half was geweest en veel hoger stond. Kon de maan vallen als de sterren? Of had ik in werkelijkheid heel lang niet meer naar de hemel gekeken? Dat de maan er op verschillende plaatsen op de wereld anders kan uitzien, is mij bekend. Konden zicht en stand op dezelfde plek echter ook van de ene op de andere avond anders zijn? Ik staarde minutenlang naar de fel verlichte bol aan de steeds donkerder blauw wordende hemel, naar de zachte tekening in het oppervlak, en meende ons onder haar weg te zien draaien. Tijd werd eindelijk weer even tastbaar; hier en nu. Maar de angst voor maanziekte deed me toch mijn ogen sluiten. Wat overbleef, was een wankelend hemelbeeld.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.