Het bezoeken van de 32e Amsterdam Antiquarian Book, Map and Print Fair, afgelopen zaterdag, was een bijzondere ervaring. Antiquariaten zijn steeds vaker onzichtbare, alleen op afspraak of via internet toegankelijke boekhandels. De boekverkopers zijn vaak van eenzelfde schuchterheid. Bibliofiele verzamelaars doorgaans, variërend van gepassioneerd en uitbundig tot arrogant, gesloten of ronduit timide. Verzamelaars die bereid zijn tot verkopen, een wezenlijk verschil met de bezoekers misschien.
Iedere stand spreidde een specialisme tentoon, dat uiteenliep van literatuur over Reynaert de Vos, boeken over de gebieden van ‘ons Indië’, getuigenissen van sadomasochistische verhoudingen, reisgidsen en landkaarten tot achttiende eeuwse erotica en meer. Elders kon je (pop-up) kinderboeken uit Finland kopen, unieke kunstenaarsboeken, politieke werken, Büchmania en stokoude bundeltjes met gedichten en gravures van Jan Luycken.
Het was een heelal vol werelden op zich, een duizelingwekkend knooppunt van dimensies. Of beter: het was de centrale hal van een ideeënstation, waarin iedere deelverzameling een tunnel naar verschillende kleinere perrons vormde. Welke kant moest je op? Wat moest je kiezen? Wanneer je overal voor open stond, zou je er stapelgek worden.
Ik koos voor de verbinding met een schrijver die me al langer bezighoudt, en kocht een exemplaar van Willem Mertens’ levensspiegel van J. van Oudshoorn. Een deprimerende, naturalistische roman uit 1914 die diepe indruk op mij had gemaakt, zij het dat dit exemplaar een herdruk was van precies 50 jaar later. Die druk uit 1964 was dezelfde die ik op zeventienjarige leeftijd gelezen had.
Ik werd door de beurs prompt enthousiast over de andere leesprojecten die ik voor deze winter in gedachten heb – waarover binnenkort meer. Moge de komende winter dus streng zijn! Mij overviel die middag zelfs de lust later nog eens ouder Nederlands te gaan lezen dan dat van Van Oudshoorn, misschien zelfs de erotische literatuur in klassieke spelling.
Voordat ik mij opnieuw in het spiegelpaleis van de andere werelden begeef, nu eerst maar eens zien wat ik nog met Van Oudshoorn kan. Hij schreef de roman tijdens zijn verblijf in Berlijn, waar hij tussen 1905 en 1933 diplomaat was onder zijn echte naam, Feylbrief. Ook Marcel van Eeden schijnt overigens gegrepen te zijn door zijn werk, waardoor ik meteen een interessant nieuw perspectief op de zaak vermoed. Dat maakt dus extra nieuwsgierig. Misschien is het de moeite waard om eens in zijn voetstappen terug te keren naar die stad. Eerst maar eens lezen.
‘Hij voelde zich zacht opgevoerd tot de overtuiging, dat zijn leven, hoe dor en verloren ook, voor hem zelf de enig mogelijke en lonende bestaansvorm was en juist het verbroken zijn der betrekkingen het tot deze stille eenheid had vermogen te stremmen. Want dit was het zuivere ononderbroken nu, waarboven nog komend gebeuren niet meer zou uitdeinen, zodat het evengoed het einde kon zijn.’
[J. van Oudshoorn, Willem Mertens’ levensspiegel, p. 6.]
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.