Ondanks de herhaalde sensatie van het thuiskomen bij mijn goede vrienden in Den Haag. Ondanks de daar gevoerde goede discussies over de stand van literatuur uitgevend Nederland en het kunnen verkopen van zelf geschept papier of prachtig behang dat verdacht veel op doorweekte vellen uit een vervallen woonhuis lijkt. Ondanks de inspirerende nieuwe werken die ik meekreeg naar huis (Atoms for peace; het eerste boek over Nest; de catalogus van het werk van de Litouwse fotograaf Rimaldas Vikšraitis die in 2012 in Heden tentoonstelde). Ondanks alles kreeg ik zondagmiddag toch een onweerstaanbare behoefte aan troosteloosheid. Een kleine portie gif, misschien de portie die je resistent maakt tegen De Grote Vergankelijkheid? Ik weet het niet.
Toen we spraken over de vernieuwde boulevard bij Scheveningen, waar een aantal subtiele nieuwe paviljoens, bankjes, lantaarns en promenades was verschenen, dacht ik ineens aan de failliete pier. Als kleumende kieviten liepen we er door de ijskoude wind naar toe en troffen de Scheveningse kermis op palen inderdaad aan in desolate staat. Een leger wordende roestbak op rottende betonnen palen. Maar het had erger kunnen zijn, dacht ik een beetje teleurgesteld. Crisistoerist. Alleen uit het restaurant rondom het casino rook ik de geur van sterfhuis. De koninklijke fauteuils en sofa’s stonden er in stilte verstoft te raken. Er kwam niemand, behalve degenen die nog naar het casino gingen. Het casino blijft tenslotte altijd open.
Het was zondag aan zee te koud om lang op de pier te blijven, het was zondag voor alles te koud. Dus gingen we verder de boulevard af, nog even langs de nieuwe fietsenstalling van John Körmeling (voor al uw banden en frisse lucht), op weg naar gebakken lekkerbek en kibbeling.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.