Als ik erop aangedrongen had, was het misschien best mogelijk geweest om een blik te werpen in kamer 346 van hotel Roma in Turijn. Dan hadden we het krappe, benauwde vertrek kunnen betreden, de lage klassieke roodleren fauteuil kunnen zien, de schrijftafel en de bakelieten telefoon aan de muur waarmee de Italiaanse schrijver Cesare Pavese op de avond voor zijn dood tevergeefs geprobeerd had een vrouw bereid te vinden om met hem uit eten te gaan. De kamer waarin hij in de nacht naar 27 augustus 1950 begonnen was aan zijn lange reis naar het dodenrijk, in een spreekwoordelijke slaaptrein, dankzij een stapeltje pillen. Ik durfde echter niet, lichtelijk beschaamd vanwege mijn absurde pelgrimage in het spoor van deze door mij zo bewonderde schrijver. Maar we troffen nergens in het hotel een plaquette of een foto aan, niet eens een boek dat herinnerde aan Pavese. Misschien wilde men zich zijn, overigens nogal langdurige, verblijf of zijn tragische lot niet meer herinneren. Het kon ook zijn dat het juist opperste discretie was – zowel ten opzichte van de betreurde auteur als tegenover nieuwe gasten die in kamer 346 wilden slapen, onwetend van de voorgeschiedenis. Dus bleef ik even, heel even maar zwijgend stilstaan voor de deur. Tegen de schoonmaaksters op de gang zei ik desgevraagd dat ik op zoek was naar kamer 346. Waarom vertelde ik niet. Dat ik de kamer gevonden had ook niet. En ik ging er niet naar binnen. We liepen terug, naar onze eigen kamer, die nummer 463 had. Een goocheltruc van het toeval.