Toen we een paar weken geleden onverwacht een vriend tegenkwamen in het gezelschap van zijn nieuwe vriendin, die ik nog niet eerder had ontmoet, was ik ontzettend blij om hen te zien. In een tijd waarin we zo weinig vrienden en kennissen treffen, in de stad waar ik doorgaans een keer in de negen jaar bij toeval een bekende op straat tegenkom, leek het me een driedubbele verrassing – ook omdat we elkaar op een uiterst ongebruikelijke plek zagen, naast een van de havens van Utrecht. Tien minuten later kwam de vriendin waarmee wij daar eigenlijk hadden afgesproken aan, en bleek dat zij deze ontmoeting spontaan zo geregeld had.
Daarmee werd de toevalligheid voor mij ineens van zijn magische illusie, zijn hartverwarmende karakter ontdaan. Ik was niet langer blij verrast maar plotseling teleurgesteld en dacht: als aan ons bestaan achteraf een goddelijk plan ten grondslag blijkt te liggen dan is dat voor mij een grote deceptie.
Dat er achter surpriseparty’s samenzweringen schuilgaan, dat vrienden achter je rug om samenspannen om je te misleiden, bevalt me niet – hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn. Maar bedoelingen zijn misschien wel juist het probleem. Echte verrassingen zijn het gevolg van toeval, zo niet synoniem daaraan. Ik koester de verrassende samenloop van de omstandigheden maar niet het complot.
Het is een wonder dat het nog gezellig is geworden die middag.