Heel af en toe overvalt mij de onhoudbare drang om alles uit mijn handen te laten vallen en naar de boekwinkel te rennen, omdat er een boek verschenen is dat ik absoluut moet hebben, en wel meteen. Het is een archaïsche aandrang, en een van mijn weinige verslavingen. Vorige week overviel het me als de harteklop van de verliefde, toen ik toevalligerwijs ontdekte dat er een nieuwe roman van Allard Schröder was verschenen, De dode arm.
Wat is het met Schröder waardoor ik geneigd ben het lezen van zijn werk als ‘heimelijk genoegen’ te beschrijven? Misschien omdat zijn werk aangenaam ouderwets is; hij vertelt zijn verhaal doorgaans kalm, formuleert zeer zorgvuldig, poëtisch, ja hier en daar zelfs wat barok en fatterig. Het lijkt soms op het proza van een dichter. In De dode arm doet het hier en daar wat aan het werk van Bruno Schulz denken. Sinds ik ooit een lezing van Schröder bijwoonde, een jaar of tien, vijftien geleden, weet ik dat Schulz en Hermann Broch twee van zijn favoriete schrijvers zijn – en dat hebben we gemeen. Misschien is het daarom.
Misschien staat zijn eigen proza ook wel op de schouders van deze reuzen. Schröder voert ons door de geschiedenis van het naoorlogse Europa, in het leven van een man die weinig grip op zijn bestaan heeft en die bestaat bij de gratie van de anderen. Hij beschrijft in De dode arm de duisternis waar je in je jeugd kennis mee maakt; schimmige voorbeeldfiguren; raadselachtige gebeurtenissen aangaande het lot, de eerste confrontatie met de dood en met fatale vrouwen. Hij beschrijft het vermoeden dat personages hebben van een andere wereld; het vermoeden dat ze van de levens van anderen en hun beweegredenen hebben, niet de wetenschap. En hij brengt ons in contact met de onderstroom van de dingen.
Wat zijn laatste boeken gemeen hebben, is het onheilspellende karakter. Het gevoel bekruipt je steeds dat er ieder moment iets vreselijks kan gebeuren; dat er iemand een misdrijf zal begaan, een fatale vergissing, of zelfmoord. Schröder verstaat de ouderwetse kunst een sfeer te scheppen die zwanger is van vermoeden, van voorgevoel, van vrees en van verlangen. Hij doet dat in schoonheid maar schuwt ook de leegte, de lelijkheid en de ontnuchtering niet. Noem het zwarte romantiek, het is in ieder geval anders dan de doorsnee kale, nuchtere en banale Nederlandse literatuur. Zijn werk is een paradox – wat nu eenmaal de stijlfiguur van het leven zelf is.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.