We liepen door de onopvallende achteringang de wonderlijke wildernis van Abney Park Cemetery binnen, stonden even stil bij de pronte grafstenen van de familie Booth (oprichters van het Leger des Heils) en zochten daarna onze weg over de kleine paadjes tussen de overwoekerde graven van onbekendere doden door. Lang bleven we er niet; langs de met instorten bedreigde kapel kwamen we niet; de vossen die er leven kwamen we niet tegen. We zullen dus een keer terug moeten gaan.
De meest voorkomende tekst op de graven was hier niet died of passed away: de doden van Abney Park Cemetery fell asleep. Dood is dood en ieder synoniem daarvoor heeft iets van romantiek. Iedereen is killed by death. Aan de andere kant is de dood – de doodsoorzaak, het sterven, de begrafenis, de plaats van begraven – het laatste verhaal van degene die geleefd heeft. Iedereen gaat dood op zijn eigen manier, ook al wekten de graven op Abney Cemetery een andere indruk. Of iemand ‘voorbij gegaan’ is, ‘verdwenen’, ‘uitgedoofd’, ‘vertrokken’ of juist ‘naar huis teruggekeerd’, het maakt verschil. Ik vind ‘fell asleep’ een hele mooie beschrijving van het lot dat je kan treffen, een mooi laatste verhaal. Maar alleen dan wanneer het op waarheid berust.