In eerste instantie dacht ik dat er een creatieve stadsbewoner aan de slag geweest was: een collagekunstenaar die van de grote affiches in de holle wanden van het metrostation nieuwe montages had proberen te maken. Maar al meteen de volgende dag werd me duidelijk dat al die gescheurde posters een veel prozaïscher en tragischer achtergrond hadden: de dikke posterplakken van kostbare mode-, auto- en cosmeticamerken dienden als matras of deken voor de zwervers en vluchtelingen die op straat sliepen.
We kwamen hen overal tegen in het noordoosten van Parijs, en ze bepaalden voor ons dagenlang het beeld van de stad. Hangend op de pleintjes, verzameld rond een stekkerdoos vol mobiele telefoons bij een kraakpand, bivakkerend in flinterdunne, in de wind wapperende tentjes op pallets onder de bruggen langs het Canal St. Martin. Volkomen door dekens bedekt slapend in portieken, in metrostations en op vluchtheuvels, in de rij voor de opvang naast metrostation Jaures. Sommige van hen zagen we geld proberen te verdienen met de verkoop van handwerk en ander klein grut, tot ver in het 18e arrondissement, anderen mengden zich onder de toeristen in het centrum om modellen van de Eifeltoren te verkopen, of paraplu’s – zodra er regen voorspeld was.
Veel van de vluchtelingen leken echter alleen maar heen en weer te slenteren en in groepjes op de pleinen rond te hangen, in afwachting van… ja van wat eigenlijk? Ze waren op de vlucht geweest voor oorlog of armoede, en hadden vast de hoop gekoesterd in Europa een beter leven te krijgen. Nu waren ze aangekomen en was dit hun lot: armoede, honger, op straat slapen. Ook een soort oorlog eigenlijk. Wat deden ze nog, behalve lijden? Op hulp wachten misschien? Ze hadden vast ergens eten kunnen krijgen, wat kleding en een tijdje oogluikend toestemming om onder een brug te slapen, maar verder leek er hier niets van betekenis voor ze te vinden.
Misschien waren ze verdoofd, verward, getraumatiseerd door hun lange, zware vlucht. Misschien wisten ze niet waar te beginnen. Misschien waren ze hier maar tijdelijk, in hun eigen optiek. Misschien wilden ze liever niet hier zijn maar in Calais en daarna: onderweg naar London. Dat zou voor ieder individu vast anders zijn. Ze deden zo op het oog in ieder geval niets.
Soms ben je afhankelijk van anderen: van wetten en regels, van werkgevers en van huisvesting. Van rigide systemen, bureaucratie en de politiek. En in de tussentijd rest dan soms niets anders dan wachten. Maar wachten is stilstaan. Wachten op een kans, op een uitgestoken hand, op asiel of een ticket naar een volgende bestemming; het blijft stilstaan, en achteruitgaan.