Terwijl ik gisteren hardop terugdacht aan mijn oorsprong en reflecteerde op mijn bestemming, gingen mijn gedachten naar de verlaten fabriek tegenover mijn geboortehuis. Buitendijks gebouwd, direct naast de brede rivier. Ooit was het een bierbrouwerij, later een metaalwarenfabriek, kopergieterij. Tijdens de eerste zes, zeven jaar van mijn jeugd was het een dichtgespijkerd, donker en leeg, zwijgend gebouw. Het monumentale pand vloog in brand, stortte deels in en werd uiteindelijk met de kogel gesloopt.
Toen ik mijn ogen even dicht deed, hoorde ik niet de geluiden van de afbraak maar van ratelende ankerkettingen van de schepen en vooral: van hamers op plaatstaal in de scheepswerven, het lang aangehouden schellen van de fabriekshoorn voor de lunchpauze. Die geluiden klinken er ook al lange tijd niet meer. Mijn lagere school is onlangs gesloopt, mijn geboortehuis staat er al langer niet meer. Alleen mijn moeder woont nog in het dorp en mijn vaders as rust er in een urn.
Natuurlijk stroomt de rivier er nog altijd naar zee en voel ik de strijd met de strenge gelovigen en de lokale mentaliteit nog altijd. Maar mijn oorsprong is nu wel bijna volledig verinnerlijkt. Op weg naar de bestemming, of beter gezegd misschien: een herbestemming.