In mijn verbeelding is een bezoek aan Antwerpen zoiets als een ‘inspectie van de landgoederen’, omdat het vaak de terugkeer naar een bepaalde locatie betreft. Dit keer was de bestemming niet Doel maar Hellegat.
We kwamen niet voor de kerk naar Hellegat maar toen we ernaast parkeerden, en ons oog viel op de verroeste klok in de toren, die één uur sloeg toen het tegen elven liep, werden we nieuwsgierig. Een oude parochiaan liet ons binnen en vertelde uitgebreid over de kerk, die de afgelopen jaren in onbruik is geraakt. Nog maar een enkele keer wordt er getrouwd of begraven in Hellegat. De oude man vertelde over de duizenden mensen die daar ooit hadden gewoond, allen gehuisvest in heel kleine arbeidershuisjes, waarin ze soms wel met drie generaties tegelijk woonden. Het waren overwegend arbeiders in dienst van de steenfabrieken waar de Rupelstreek bekend om is, en waarvan in het naast gelegen Noeveren, nog duidelijke restanten te vinden waren.
De kerk, opgetrokken uit het baksteen van deze fabrieken en gefinancierd door de steenbakkersfamilies, was hoog en groot, steeg doelbewust net boven de hoogste schoorstenen van de ondertussen verdwenen industrie uit. De fabrieken waren al lange tijd dicht, de meeste van de kleine huisjes verdwenen, de arbeiders en dorpelingen evenzeer. Hellegat en Noeveren liepen almaar verder leeg. Wat achterbleef was een streek vol littekens van het verleden. Overstromingen, afgravingen, bouw, sloop en roofbouw door de industrie hadden duidelijk zichtbaar wonden aangebracht in het landschap.
We struinden er over het uitgestrekte, zompige terrein van de steenbakkerij dat ondertussen deel van een museum is geworden. We fotografeerden wat verderop bij een andere ruïne van het industriële tijdperk, en keken toe bij een dapper echtpaar dat ondanks de kou en regen, opgewekt een van de superkleine arbeidershuisjes vanaf de fundamenten helemaal opnieuw aan het optrekken was. We warmden op bij een kop koffie in De Koophandel, een dranklokaal zoals je dat alleen in Vlaanderen nog ziet. Vier zwijgzame mannen en een hond op banken achter hun glas bier op de tafels, in het kale midden een grote kachel en een jukebox met Elvis en The Moody Blues in het platenrekje (Nights in white satin). Een non-descript barmens schuifelde heen en weer tussen achterhuis en een honderd jaar oude tapkast met Klinkaert in de fusten.
Maandag toonde ons België op zijn best; een gat in de tijd.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.