Ik ben eergisteren niet geschept maar wel geschampt. De pijn heeft zich ondertussen teruggetrokken in de schaafwond onder mijn linkerknie, stijfheid in de rechterschouder en een pijnlijke stuit. Verder mankeert mij niets.
Onderweg naar een sporthal met S. junior, kwam ons plotseling een kleine auto tegemoet, die met een te ruime bocht hard de straat in reed waar wij fietsten. Ik werd geschampt en viel wat verderop, vooral omdat ik uit mijn evenwicht was gebracht. Voor zover dat mogelijk is, viel ik relatief zacht. Net als bij de vorige aanrijding, alweer drieëntwintig jaar geleden, was ik vooral kwaad op de bestuurder van de auto. Nadat ik was opgestaan, liep ik naar haar toe om te vragen of ze voortaan beter uit wilde kijken. Wat je noemt een retorische vraag.
Haar stond het huilen nader dan het lachen en ze stapte als een dood vogeltje uit haar wagen. Ze mompelde iets van een reden waarom ze er met haar gedachten niet bij geweest was, maar zei meteen dat dat natuurlijk geen excuus was. Ze verontschuldigde zich meerdere malen. Was ik in orde? Ja, mij mankeerde eigenlijk niets. Eventuele schade aan haar auto beschouwde ze als haar eigen zorg. Ze was wel heel erg geschrokken, zei ze.
Even voelde ik me geroepen haar gerust te stellen, maar daarna beheerste ik me, en vond dat ze best mocht voelen dat het veel slechter had kunnen aflopen. We vielen al snel in herhaling. Tijd en zin om haar verder bij te staan, had ik ook niet, want S. junior moest op tijd bij haar taekwondotraining zijn. Wat moesten we nog tegen elkaar zeggen?
De vrouw was in haar auto gestapt en weggereden toen ik ging kijken naar mijn fiets. Daar kon ik blijkbaar toch niet meer mee rijden. We gingen verder lopen en S. junior begon op tijd. Tijdens haar training liep ik met mijn fiets naar huis, en keerde later met een geleend exemplaar terug om haar weer op te halen. Beweging, heet douchen en goed slapen maakten me weer de oude, op de kleine pijntjes en aanhoudende lichamelijke vermoeidheid na.
Ik had ieder detail van mijn val geregistreerd, en terwijl ik naar de auto liep aan een verhaal gedacht over een jongetje dat was aangereden en pas later in slaap viel om niet meer wakker te worden (Raymond Carver?), ik had de woorden overwogen voor een korte monoloog waarmee ik de roekeloze automobiliste wat moraal in zou peperen – hoe nutteloos ook. Na de klap en het opkrabbelen maakten we nog grapjes maken met een naar buiten gekomen buurtbewoner die zei dat er in zijn buurt ‘nooit iets gebeurde’.
Had ik niet beter meteen naar mijn fiets kunnen kijken? Had ik sowieso gegevens van de vrouw moeten noteren? Draait tegenwoordigheid van geest om verzekering en schadevergoeding? Ik had mijn prioriteit bij het welbevinden van mijn lichaam gesteld. Vervolgens bij het doel van onze fietstocht en daarna bij het middel om die voort te zetten: mijn fiets. Misschien was dat stom, misschien kom ik er volgende week – zelfde tijd, zelfde plaats tenslotte – nog op terug. Misschien ligt alles eenvoudigweg in de aard van het fenomeen besloten: een ongeluk – de loop der dingen in een notedop – is per definitie absurd.
Blijft de vraag: wat is tegenwoordigheid van geest?
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.