We wandelden langs een riviertje, van oorsprong tot monding, gedurende een dag of drie. En terwijl we het pad langs het meanderende water volgden, zagen we de overblijfselen van een ruige winter: de dood in de bladeren en de bleke struiken, overal ontwortelde bomen en gescheurde stammen die pijnlijk ontbloot in de lucht staken. Tegelijkertijd zongen de vogels al volop en zaten zelfs de afgezaagde takken van struiken vlak voor uitbarsten in knop. De lente kondigde zich onhoudbaar aan, ondanks nachtelijke vorst en mistbanken in de ochtend. Overdag liepen we langs dorpsranden, door bossen, drassige beddingen en over heuvels, in het lichtelijk verweesde gebied tussen twee landen en, voor ons gevoel, de hele driedaagse door een gat in de tijd.
Op de eerste avond betraden we een restaurant met uitzicht op een kasteel en het ernaast gelegen meer. Kraaien scheerden krassend van het eiland in het water naar gaten onder het dak van de kasteeltorens, en weer terug. De schemering viel in, en wij stapten over lichte weerstand biedend oud tapijt nog verder terug de tijd in, en in het toneelstuk dat uit eten op niveau toch altijd een beetje is.
Het machtsspel tussen obers en dinergasten begint doorgaans vriendelijk, en je doet een poos alsof je elkaars beste vrienden bent. Het is natuurlijk ook merkwaardig: je bent te gast in iemands huis en dus dien je je zo te gedragen. Maar je wil ook iets, je mag iets verwachten voor de forse rekening. Het ging eigenlijk de hele avond goed. Alleen toen we de wijn, die we een van de obers uit hadden laten kiezen, afwezen als suggestie, werd het even spannend. Gelukkig bleef het evenwicht van beleefdheden in stand. Ik voelde ballotage in de ogen van het personeel en begon mezelf als een soort nar te zien, omdat ik het me zonder problemen veroorloven kon in dat restaurant te eten en er desondanks misplaatst was. Maar misschien heb je dat in zo’n tijdgat.
We zaten in een open zaal met zicht op de andere tafels waar de verveling hier en daar behoorlijk over de glazen walmde. Het mee uit eten nemen van oude moeders leek in dit dorp een zaterdagavondgewoonte, maar een groot deel van het restaurant bleef die avond desondanks leeg. Stugge rode vloerbedekking, geweven in het hallucinerende patroon dat je zo vaak aantreft op de stoelen in een conferentiecentrum. Nergens een klok te bekennen. Schilderijen hingen als kleurige Rorschachtests waarvan de betekenis onduidelijk bleef aan de muren om ons heen. Drie obers strak in het pak, spanden zich beurtelings voor ons in. De prijs-kwaliteit verhouding was zonder meer goed te noemen.
Na afloop van deze voorstelling konden we niet meer terug door het bos langs het kabbelende beekje dat pas veel later een riviertje zou worden. In het schaarse licht van de maan en soms de verblindende koplampen van een tegemoetkomende auto, volgden we dus maar de kaarsrechte provinciale weg langs een gehucht waar nog wat huizen onder straatlantaarns stonden – als verlaten sterren in het heelal.