Aan het einde van onze dagtocht langs de Roer, stapten we in het buurtschap Orsbeck weer de bewoonde wereld binnen, langs een hamburgerkraam richting de kerk met de witte toren – waartegenover ons hotel moest zijn. Daar kregen we een zogenaamde Fremdenzimmer toebedeeld, in een pand aan de overkant, achter de kerk, direct naast een verlaten bouwplaats. In het dorpshotel zelf, waar we voor het avondmaal terecht konden, stond de traditionele, Gutbürgerliche Küche op het menu en we besloten, na de schnitzels van Zorka een dag eerder, er slechts te gaan ontbijten, de volgende dag.
Ogenschijnlijk waren we de enige gasten aan het ontbijt, dat ons die ochtend door de hoteleigenaar werd geserveerd. We staarden er naar de zware balken en donkere meubels, de feestzaal voor de Weihnachtsfesten en de Sonntagsbraten, de zwart-wit foto’s van bijna een eeuw geleden van vissers met lange baarden en lieslaarzen in de rivier en naar de realistische schilderijen van boerderijen, het landschap en… een gele postkoets, allemaal uit lang vervlogen tijden. Met name het schilderij van de koets trok onze aandacht, al was het maar omdat het hotel ‘Zur alten Post’ heette. De medewerker achter de receptie vertelde dat het een kopie van een bekend schilderij was, daadwerkelijk gesitueerd in Orsbeck en wel bij de brug aan die toegang gaf tot het dorp, waar de herberg vroegere had gestaan. Op de plek van de hamburgerkraam dus.
De hotelier vroeg ons naar onze plannen en kon onze voettocht langs de Roer wel waarderen. Hij citeerde prompt met instemming de spreuk van de dag uit de krant die hij bij een kop koffie (een van de 26 die hij op een dag zei te drinken) door zat te bladeren: ‘Narren hasten, Kluge warten, Weise gehen in den Garten’ (Rabindranath Tagore).
Hij vertelde dat het stroomopwaarts van waar wij de dag daarvoor waren begonnen, nog veel fraaier was maar dat hij ons nog liever een wandeltocht langs de rivier de Ahr zou aanbevelen, waar het landschap ongelofelijk mooi was. Je zag hem er in gedachten naar toe gaan. Dat, in combinatie met wat hij in de krant over de verkiezingsuitslag in Groot-Brittannië had gelezen, maakte hem nostalgisch en hij mijmerde hardop over wat er allemaal verloren was gegaan door de tijd, en in het oude Europa. Brexit was daar eigenlijk maar een voetnoot bij.
Zijn verlangen naar vroeger werd bijna verdacht dus vroeg ik hem naar de bouwplaats naast het pand met de Fremdenzimmer. In de volmaakte cirkel rondom de Martinuskerk waarop drie wegen uitkwamen, werd ogenschijnlijk aan een vierde opening gewerkt. De hotelier vertelde dat daar een reeds bestaande parkeerplaats opgeknapt werd en van laadpalen voor elektriciteit werd voorzien. Precies op die plek had ooit het huis van de familie Von Rohmen gestaan. Zij waren kinderloos gestorven en hadden per testament vastgelegd dat hun huis gesloopt moest worden, om samen met de grote tuin erachter een park voor het dorp te worden. Dat heette nu het Von Rohmen park. Een geweldig idee.
Na het betalen van onze rekening liepen we erlangs, en ook weer langs de hamburgerkraam op de plek waar ooit de postkoets halthield. We daalden de brugdijk af, vervolgden ons pad stroomafwaarts langs de Roer en gingen niet veel later de grens over, terug naar Nederland.