In het zwembad zag ik een meisje halverwege haar baan naar de klok kijken. Zelf doe ik dat bijna nooit. Ik weet ongeveer hoe laat het is, ik heb geen haast, en ik tel mijn baantjes in plaats van de tijd die ik zwem. Je kunt gewoon zwemmen of bijvoorbeeld een half uur zwemmen. Je kunt ook, zoals ik, een gelimiteerd aantal baantjes zwemmen. Mijn innerlijke drijfveer is onzichtbaar voor anderen en is een aantal. Zestig baantjes, al bleef ik gisteren steken op vijftig, wat verzwakt door ziekte en onderbreking van de wekelijkse regelmaat. Mijn lijf geeft met scheuten en kleine krampen aan wanneer het genoeg geweest is. Op wilskracht kan ik dan nog doorzwemmen, maar ik weet uit ervaring dat de wilskracht, net als de angst, niet altijd een wijze raadgever is. Ik kan de grenzen beter langzaam oprekken, en ook dan nog maar tot een bepaald eindpunt. Anders ga ik een slapeloze nacht tegemoet, en kan ik de dag erna niet meer ontspannen bewegen. Op zijn best is dit het enige wat mij bezighoudt als ik aan het zwemmen ben.
Tijdens het zwemmen bedacht ik dat ik erover wilde schrijven. Meteen daarop volgde de gedachte: maar dat heb ik toch al gedaan? Alsof met die eerdere stukjes alles gezegd zou zijn. Ik heb een vage herinnering aan wat ik er eerder over schreef, en het was niet dit. Zo zal het ook na vandaag wel verder gaan, en misschien heb ik na verloop van tijd een kleine verzameling, een verzameling die iets betekent; op zijn minst mijn perspectief op dit wekelijkse ritueel. Uit het water is mijn drijfveer al snel zoiets als de verzamelde stukken over dromen van Walter Benjamin, waarover ik ook al eerder schreef. Maar ook hierin ken ik mijn limiet.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.