Wat in ieder geval niet aan onze reis naar Kopenhagen mocht ontbreken, was een bezoek aan het Assistens kerkhof. Op deze begraafplaats midden tussen de huizenblokken van de wijk Norrebro liggen niet alleen de doden uitgestrekt. In de lente en de zomer gaan ook de inwoners van de stad hier naar toe om in het gras te picknicken en zelfs te zonnen tussen de graven. Wij liepen er echter op een bewolkte, winterse dag tussen koude windvlagen overheen – op zoek naar een prominente dode: Søren Kierkegaard (1813-1855).
Hoewel ik heel goed begrijp dat het nergens op slaat en dat het meestal maar een minuut duurt, voel ik toch steeds weer de drang om de graven van ‘oude helden’ te bezoeken, en hen een kort eerbetoon te brengen. Zo ook Kierkegaard met wie ik mij intensief beziggehouden heb bij het vak filosofie op de middelbare school, en die daardoor van invloed is geweest op mijn eigen filosofische opvattingen. In 2000 kocht ik nog eens de Nederlandse vertaling van zijn magnum opus Enter-Eller (Of/OF), eigenlijk ook als eerbetoon. Ik ben er nog steeds niet aan begonnen. Het staat wel bovenin de overigens schitterende lijst ‘Nog (Altijd) Te Lezen Boeken In Mijn Boekenkast’ – waarover een andere keer misschien meer.
Ik groette Søren met een knikje. Gezien. Like. Net als Hans Christian Andersen, niet ver daarvandaan en, opvallende gast, de Amerikaanse jazzmuzikant Ben Webster. Andere Deense prominenten kende ik niet en het ontcijferen van de verschillende grafschriften viel ook niet bepaald mee. Een mooie uitzondering daarop echter was het ‘familiegraf van Sylvester Petersen’ met daarop een sterk door de beeldtaal van COBRA geïnspireerde sculptuur. Dat droeg de tekst ‘Det var det’. Een duidelijke, nuchtere, misschien wel typisch Deense vaststelling over het einde van het leven: dat was dat.
Ook typisch: Sylvester Petersen leeft nog.