Wat ik kende was de rust, de leegte die lethargie in de hand werkt en uiteindelijk: de lamlendigheid. Dat als je niets doet, je alsmaar minder gaat doen en ten slotte alles teveel lijkt. En ook: de drukte die steeds meer doen oproept. Dat je juist steeds meer lijkt te kunnen doen als je veel onderneemt, steeds meer ideeën krijgt en denkt dat er altijd nog wel wat bij kan.
Sinds kort ervaar ik echter ook een keerzijde van heel veel verschillende dingen te doen hebben – en dat dan ook nog op meerdere plaatsen, in verschillende sferen, met sterk uiteenlopend karakter en soms ook nog in twee talen. Een drukte die af en toe ‘verlammend’ werkt. Waardoor ik even helemaal niets doe en, ogenschijnlijk in alle rust, uit het raam kijk.
Ik vraag me dan af waarmee ik moet beginnen, en wanneer. Haal koffie, maak een praatje, probeer vrolijkheid te vinden in een ontspannen gesprek met wie ik dan ook maar tegenkom. Is dat uitstelgedrag? Een blokkade? Kan ik wel rusten op die momenten, heb ik dat echt nodig of denk ik dat maar?
Het simultaan leven, in deeltijd werken, in twee huizen verblijven, het schaken op meerdere borden tegelijk heb ik altijd inspirerend gevonden, een extra reden om op te staan. Maar soms lijkt het alsof ik, halverwege mijn wandelweg, in een donker bos ben beland en de weg niet weet.
Ik mag dan een Tweeling zijn en van nature geneigd tot verdeeldheid maar kiezen, prioriteiten stellen, ordenen, vooruitzien en op tijd beginnen maar ook op tijd stoppen lijkt belangrijker dan ooit geworden. Er is een grens aan de vanzelfsprekende versplintering.
Meestal kom ik weer op gang door met kleine klussen te beginnen. Taken die zeker geen prioriteit hebben maar ook een keer verricht moeten worden en tijdwinst opleveren, somewhere down the road. Gewoon om… in ieder geval begonnen te zijn, verder te lopen, weer onderweg te zijn. Zo laat ik de geest gecontroleerd uit de fles.
‘Ik ben er wel, maar de vraag is waar.’ Dat is mijn status.