Tijdens het zwemmen ga ik om de seconde onder water of kom ik boven. De muziek die in het zwembad wordt gedraaid – rond het tijdstip dat ik er meestal ben verbleekte jaren tachtig pop – bereikt mijn oren dus in flarden: ‘Ik… getwijf… er B…gië, … dat …tje … zo …acht’. Niet alleen mijn bewustzijn van de muziek houdt zich aan dat ritme (al maak ik onder water tekst en melodie soms in gedachten af: ‘…heb …eld ov.. …el…, want … taal… is … z…’). Ook mijn gedachten raken versplinterd. Ik zie van alles onder en boven water, en denk er ook van alles bij, maar ideeën spoelen meestal weg zonder ooit vaste grond onder de voeten te hebben gekregen. Ik neem me voor zestig baantjes te zwemmen en ze te tellen, maar soms ook om gewoon driekwartier lekker te zwemmen – wat qua afstand dan ongeveer op hetzelfde neerkomt, met als gevolg dat ik de tel kwijtraak én een onbevredigd gevoel in mijn spieren sluipt. Ik zwem omdat het uiteindelijk lekker is, maar vooral om wat beweging te hebben na een middag achter mijn bureau en verdwenen in mijn hoofd. Zodra ik echter lekker beweeg, en lichaam en geest weer een soepele eenheid lijken te worden, kruipt mijn verbeelding waar hij beter niet gaan kan. Want eindelijk heb ik dan blijkbaar de rust voor overzicht en nieuwe plannen. Soms lijkt onderduiken de oplossing, dan weer boven komen. Het is, seconde om seconde, zoiets als de paradox van het leven niet te kunnen leven en analyseren tegelijkertijd. You simply cannot have your cake and eat it. In die ene seconde van dat inzicht lijkt zwemmen een deel voor het geheel te zijn. Ik kom boven en vraag me weer eens af of leven en schrijven elkaar op dezelfde manier uitsluiten. Maar als ik onderduik, verdwijnt ook die kwestie met het strekken, spreiden en sluiten van mijn armen en benen. Tot ik uit het water ben gestapt.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.