We zaten met z’n tienen op onze knieën, onze ogen gesloten. Het enige geluid dat nog doordrong in het zaaltje was dat van warm water dat door lange buizen zijn weg zocht naar de radiator. Ik maakte een vergelijkbare, denkbeeldige reis door de bloedbanen van mijn lichaam, totdat ik overal aanwezig was – niet alleen in de holte van mijn rechterknie of in de onderste wervels van mijn rug. Pijn hoefde niet langer het belangrijkste levensteken te zijn. We hoorden niets meer; geen borrelende darmen, geen knakkende gewrichten, geen zuchtje onrust. Het was leger en stiller dan het ooit bij mij thuis zou kunnen zijn. Toen we onze ogen weer openden, begreep ik wat sinds mijn zevende als een schijnbaar betekenisloos raadsel had onthouden: tien keer nul is nul.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.