Het is tien uur geweest en als ik Roald Dahl was, zat ik nu in mijn stoffige stoel, met een uitsparing ter hoogte van mijn SI gewricht, met mijn voeten in een slaapzak en met mijn handen op de zachte groene ondergrond van biljartlaken. Tussen mijn vingers het potlood, onder mijn palmen het gele papier. En ik bleef daar zitten, tot aan de lunch.
We zagen zijn stoel, zijn volledig uit elkaar gehaalde, ontluisde en ont-stofmijtte en daarna weer heel zorgvuldig in zijn museum gereconstrueerde schrijfhut. Een mythische ruimte voor alle fans. Maar het mooiste is natuurlijk om te ontdekken dat de geest van de schrijver er niet is; niet in zijn werkruimte met al die voorwerpen waar een verhaal aan vastzit; niet onder zijn grafsteen waar de voetstappen van de GVR naar toe lopen en niet in de rituelen – ook al zijn ze soms grappig precies. Hij kon er wel heel mooi over vertellen, over het schrijven. Misschien is er nog een spoor van hem te vinden in zijn stem. Luister maar…