Eenmaal van huis weggefietst zonder mondkapje, realiseerde ik me dat ik dat vergeten was en keerde om. Hoe kon ik vergeten maar me daarna wel herinneren dat ik iets vergeten was? Voor iemand die zo van opruimen houdt als ik, of: voor wie opruimen zo noodzakelijk is om zijn gedachten te kunnen ordenen als ik, is iets kwijt zijn een kleine ramp. Verlies. Falen. Het begin van het einde. Of: hernieuwde strijd met mijn geheugen, waarmee ik altijd al op gespannen voet sta. Ook ik kan natuurlijk iets vergeten. En niet ieder opbergsysteem functioneert ook even goed als zoekmachine.
Het achtervolgt me wel soms, zoals de telefoon die jaren geleden uit mijn broekzak verdween in een Romeinse tram. Is ‘ie eruit gevallen of gerold door het oude vrouwtje dat ik zo vriendelijk hielp instappen? Ik zal het nooit weten maar kan het niet vergeten. De foto’s die ik er twee jaar lang mee maakte, zijn toen ook verloren gegaan. Weg, kwijt, aan mij ontfutselt.
Een heel enkele keer lijkt het kwijtraken zelfs op de ingreep van een hogere macht. Onlangs was ik op zoek naar het originele bestand van de foto die ik jaren daarvoor had gemaakt van Jos van den Akker, onze rode kater. Die had ik geplaatst bij een briefje waarin ik hem vroeg om naar huis te komen – wat hij nooit meer heeft gedaan. De foto, het briefje én Jos waren alle drie van de aardbodem verdwenen, in een wonderlijke synchroniciteit.