Het was een indrukwekkende wandeltocht langs de muur van Hadrianus. Onder dreigende, maar snel voorbijschuivende wolkenpartijen, dwars door een landschap dat een tijd lang links strak geordend, rechts ruiger scheen. Een gebied waarin we soms een dorp en verder alleen de begrenzingen van akkers met kleinere stenen muurtjes konden herkennen en dat soms desolaat, bijna lunair was. Een expeditie in westelijke richting, tegen de gebruiken en de wind in, door een landschap dat ik steeds geneigd ben ‘bijbels’ te noemen; ‘woest en ledig’, vlak voordat God de dieren bij Adam bracht om te horen hoe hij ze zou noemen – bij wijze van spreken dan.
De belangrijkste vraag, 22 kilometer, zeven-en-een-half uur lopen lang, bleef toch: waarom? Waarom laat iemand in een dergelijk verlaten landschap een drie meter hoge, twee meter brede muur bouwen met op iedere mile een poortgebouw? Zelfs al staat de muur op een enorm steile heuvel en zou er nooit iemand op het idee komen daar door een poort naar binnen te willen? Er zat niets anders op dan dieper in de geschiedenis van de muur van Hadrianus te duiken – de dag nadat we redelijk uitgeput waren aangekomen in de jeugdherberg. De BBC documentaire die we op mijn telefoon keken, maakte veel duidelijk, ondanks de horrorfilm-kwaliteit van de stemmen in de video.
Natuurlijk is de muur een grensbepaling, de grens van wat de Romeinen als ‘de beschaving’ zagen. Aan die andere kant woonden de ‘barbaren’. Met dat idee materialiseerden ook de Chinezen hun zelfovertuiging, of hun angst; het is maar hoe je het bekijkt. Bovendien: je moet ergens een lijn trekken – dat arbitraire gegeven sprak me wel aan, net zoals de richting en de duur van een wandeltocht arbitrair is, eigenlijk alles arbitrair is.
Dat Hadrianus daar wilde stoppen met het alsmaar verder verleggen van de grenzen van het Romeinse rijk – door schade en schande wijs geworden – dat leek me ook verstandig. Bovendien, zo suggereerde de documentaire, was het bouwen van de muur ook een vorm van dagbesteding voor de manschappen. Het gaf de troepen een doel, en structuur aan hun dagelijks bestaan. Ook dat is de barbarij buiten houden.
Het had misschien nauwelijks zin maar het was wel een mooi ding – zelfs nu nog, al zijn er door eeuwen wind en regen, diefstal en verval, vee en toerisme stukken afgestoten en is de muur op sommige plekken nauwelijks meer te herkennen tussen de andere hollingen en bollingen van de grond.
Dat je met zo’n muur uiteindelijk niets tegenhoudt, analyseert Alessandro Baricco treffend in zijn boek De barbaren. Hij beschrijft het lopen over de Chinese muur als ‘aan een beeld [te] denken terwijl je er overheen loopt’ en typeert die muur vooral als een poging om de eigen identiteit te conserveren, vast te leggen, in te perken. Tevergeefs. Natuurlijk.
Ik herkende wel iets van zijn ervaring langs de muur van Hadrianus. De overzichtelijkheid is misschien tijdelijk, maar brengt ook rust, de illusie van zekerheid. Op een bepaald moment is zo’n wandeling langs een muur ook wel genoeg geweest. Het punt, of beter gezegd: de lijn is duidelijk. Maar het is wel een lijn die je vanuit de ruimte kunt zien; een onderneming die je op een kaart kunt aanwijzen. Iets dat ertoe doet, ongeveer zoals het bouwen ervan. In een schitterend landschap.