We hebben ze alle vier uitgezeten, de Contes de quatre saisons van Éric Rohmer. Gemaakt tussen 1990 en 1998 en in de afgelopen maand op vier zondagavonden via TV5 uitgezonden op televisie. Vier niemendalletjes van een desondanks veelgeprezen filmmaker. Rohmer staat te boek als een van de grote nouvelle vague regisseurs die mede de geschiedenis van de film hebben bepaald en wordt dus vaak in een adem genoemd met Godard, Truffaut en Varda. Maar de vier Contes de quatre saisons bevestigden al mijn vooroordelen over de Franse film, waarin het zo vaak draait om het tergend langzaam en dramatisch uitvergroten van puberale emoties (ook al betreft het volwassenen) in ellenlange dialogen zonder enige verdere handeling. We zien in de gemiddelde Franse film geen emoties maar horen er anderhalf uur geklets over. We zien personages die tegen elkaar aan lullen en daarbij af en toe van locatie of samenstelling wisselen. Aan Rohmers vier films viel ook visueel weinig te beleven, of het moest het Francofiele genoegen zijn van de herkenning: ‘kijk, daar zijn wij ook op vakantie geweest.’
Een van de grote problemen van de Franse film is dat het vaak verfilmde toneelvoorstellingen lijken. In de genoemde Rohmer films leken de acteurs soms keurig te wachten tot hun tegenspeler uitgesproken was om vervolgens hun eigen tekst op te kunnen lepelen. Die tekst bestond dan ook nog uit overduidelijk geschreven taal. Tot overmaat van ramp analyseerden de personages in de aldus ontstane ‘dialoog’ op expliciete wijze hun eigen ‘gevoelens’. Stijf en uitdrukkingsloos. De acteurs speelden acteurs maar acteerden niet.
Natuurlijk zijn er wel uitzonderingen op deze regel van de Franse film. Gelukkig wel, met dank aan Carax, Leconte, Blier, Tati of Varda – om er een paar te noemen. Misschien is het dan ook beter om van een ziekte te spreken; van de ziekte waaraan met name de Franse film lijdt. De Russische regisseur Tarkovskij had duidelijk een punt toen hij zei dat films, wilden ze kunst zijn, toch vooral echt film moesten zijn, een aparte discipline dus, geen schilderijen of verfilmde toneelstukken. Waarom zou je niet de kracht benutten van het middel dat je ten dienste staat?
Wij zaten erbij en keken ernaar. En, eerlijk is eerlijk, we vermaakten ons ook wel met de Rohmer films maar dan zoals je je met een zak naturel chips vermaakt. Vermaak en kwaliteit – het zijn toch echt twee onderscheiden zaken, al gaan ze in het beste geval samen.