1.
Stemmen, berichten, opdrachten en gezichten dringen als een almaar groeiend leger mijn bovenkamer binnen – waar ik ze tot nu toe buiten heb kunnen houden.
2.
Er is een onzichtbare oorlog gaande. Iedereen is er vol van maar we zien hem nergens om ons heen. Het lijkt iedere dag zondag. We leven te midden van streng gelovigen en passen ons aan aan hun waan.
3.
We kunnen niet uit eten en uit drinken, niet naar concerten en tentoonstellingen, niet op reis. Alleen maar lezen, luisteren en naar onze schermen kijken – thuis. We doen geen nieuwe indrukken meer op, slechts van onze directe omgeving. Het blokje om, alsof we met pensioen zijn.
4.
Moet ik een bijzonder project gaan starten omdat er nauwelijks iets gebeurt? Iets gaan leren, een groot leesproject opnemen, mediteren, schilderen, een boek schrijven over deze merkwaardige staat?
5.
Wat de situatie vooral in mij aanspreekt, is de kluizenaar. Ik mis de meeste anderen zelden. Zij mij blijkbaar ook niet.
6.
Voor de huismus en de heremiet zijn dit herkenbare, geruststellende omstandigheden. Iedereen leeft nu min of meer zoals zij, introvert. Wat de anderen als normaal beschouwen, is voor hen de crisis. Omkering van waarden.
7.
Ondanks de beperkingen in bewegingsvrijheid, kan ik nergens onrust bespeuren. Soms probeer ik me die in te beelden maar ik kom slechts kalmte tegen.
8.
De bedreiging is geestdodend. Als er al een verhaal schuilt in deze ziekte, dan is het dat van de mensen die trauma’s overhouden aan langdurige intensive care.
9.
Mijn proza is besmet
te weinig zuurstof
in de aderen, te weinig lucht
intensive care betekent
ook hier: in coma
10.
Wat vooral ontbreekt is toeval. Een voorval dat je niet had kunnen bedenken. Een ontmoeting, een onverwacht verhaal. Alles is geagendeerd, gereserveerd en aangekondigd.
11.
Misschien laten de omstandigheden zich nog het beste vergelijken met ballingschap. We hebben er niet voor gekozen om hier te zijn en weten niet hoe lang het duurt. Ik voel de neiging brieven te gaan schrijven. Verslag te doen aan vrienden die ik niet meer zie.
12.
En dan is er het gevoel van illegaliteit als je regels overschrijdt. Iets anders wil dan is toegestaan. Niet de vrees voor boetes maar voor het onbegrip van de anderen. De confrontatie met wat ethisch verantwoord is, de strijd met de wil.
13.
Wat overblijft: verlangen naar het leven dat elders is. De gedachte dat ergens anders willen zijn natuurlijk is, zoiets als de vogeltrek. Onderweg, of thuis zijn op een andere plek. Daarheen willen, al is het maar een keer per jaar, en dan weer terug.