Het zal een uur of twaalf geweest zijn dat we café De Notaris passeerden. Ik wierp een blik naar binnen en zag enkele mannen in witte overhemden en zwarte gilets rondlopen. Sommige van hen hadden een logo op de boordjes van hun hemden staan. Hier, in Franeker, vonden die zondagmiddag de Friese kampioenschappen Hoofdklasse Libre plaats, zo gaf de poster op het raam aan. Biljart. Omdat het een zonnige dag was, werd het zicht naar binnen enigszins belemmerd en ik kon niet goed inschatten hoeveel biljarts er stonden opgesteld. Ik vermoedde dat in De Notaris, net als in veel winkels, achterin een spiegel was aangebracht, waardoor het er groter leek, zo niet oneindig. Het was een besloten universum, dit kampioenschap dat tussen acht heren werd uitgevochten. Zij waren stil en geconcentreerd bezig en bemerkten de voorbijgangers buiten niet.
Op het moment dat ik naar binnen keek, bogen twee heren zich voorover, hun keu in de aanslag voor de afstoot. Op aangeven van de scheidsrechter stootten zij de hen toegewezen bal tegelijkertijd naar de overkant, de zogenaamde ‘lange band’. Degene van wie de bal het dichtst bij de ‘korte band’ terugkwam, kon bepalen wie er daadwerkelijk mocht starten. De winnaar van de afstoot gaf de ander voorrang. Hij glimlachte er vriendelijk bij, alsof het hier om beleefdheid ging. Als zijn tegenstander in vorm was, zou hij er voorlopig niet aan te pas komen en mogelijk al snel tegen een flinke achterstand in caramboles aankijken. Maar wat zich in tweede instantie liet aanzien als zijn strategie, bleek effectief. Nadat de scheidsrechter de ivoren ballen weer in positie had gelegd, stootte zijn tegenstander en… miste meteen de eerste kans. Hij moest de ‘acquitstoot’ uitvoeren, waarbij de bal een voorgeschreven baan over het laken moet afleggen, zo leerde ik later. De winnaar van de afstoot glimlachte tevreden; nu kon voor hem de wedstrijd pas echt beginnen. Hij zou er het toernooi echter niet mee winnen.