Na het avondeten liepen we nog even de binnenstad van Bern in en staken de Untertorbrücke over. Op de pijlers van de brug maakt de reling bochten, waardoor er links ruimte was voor een gedekte tafel voor een gezelschap van acht (dat nog niet was gearriveerd) en rechts voor een picknickend clubje vriendinnen dat zo te zien vlak daarvoor nog in de Aare had gezwommen. De zon was al achter de heuvels verdwenen maar nog niet onder, de lantaarns op de brug en in de straten waren ontstoken, het was nog steeds broeierig warm.
We werden op de brug ingehaald door een man in zwembroek, op blote voeten. Hij liep vlak voor ons langs naar de ijzeren reling, stapte er overheen, gooide de tas die hij bij zich had in de snelstromende, turquoise kleurige rivier en sprong erachteraan. We zagen hem weer boven komen, krachtig crawlen naar zijn tas en die vastgrijpen. Daarna liet hij zich meedrijven met de stroming en verdween al snel de bocht om in het water dat als een lasso om de oude binnenstad snelde.
Als je niet zou weten dat zijn tas de bekende, waterdichte ‘Aare-tas’ voor kleding en waardevolle spullen was en massa’s mensen zich ’s zomers in de rivier laten meedrijven en proberen op tijd naar een van de leuningen of afstapplaatsen langs de kant te komen, soms weer terugwandelen langs de rivier en er dan opnieuw inspringen, al dan niet in het gezelschap van vrienden, in rubberboten of op een opblaaseenhoorn of -flamingo, dan zou je er een verhaal van de Russische absurdist Daniil Charms in kunnen zien. Omdat over deze ogenschijnlijk verbazingwekkende sprong in het water niemand zich verbaasde.